Uitstel rechtszaak dienstweigeraar
ARNHEM - De militaire rechtbank in Arnhem heeft maandag de zaak tegen de 20-jarige dienstweigeraar Jethro W. aangehouden. De soldaat eerste klasse wil niet naar Afghanistan. Eind september dient een nieuwe rechtszaak.
Dat bleek gisteren bij de behandeling van de meervoudige militaire kamer in Arnhem. Onder grote mediabelangstelling boog de rechter zich over de dienstweigering.Op deze overtreding van het Wetboek van Militair Strafrecht staat een maximale gevangenisstraf van twee jaar. Defensie heeft de man inmiddels ontslagen.
De militair, gelegerd in Havelte, maakte in maart aan zijn commandant duidelijk dat hij zich tegen uitzending naar Afghanistan verzet. Hij zou volgende maand naar Uruzgan worden uitgezonden. De militair is van september 2004 tot januari 2005 op missie in het noordelijk deel van Afghanistan geweest. Door de daar opgelopen problemen zou hij niet in staat zijn opnieuw in Afghanistan te dienen.
Defensie zou de problemen niet hebben onderkend. De militair staat door tussenkomst van zijn raadsman inmiddels onder behandeling bij het militair hospitaal in Utrecht. De rechtbank wil eerst een objectief psychiatrisch onderzoek afwachten. Ook wil de rechter de militair horen die zou hebben verklaard dat W. psychisch niets mankeert.
Volgens het OM is door de weigering van W. schade te verwachten aan de operatie in Afghanistan. „Door het wegvallen van W. valt een plaats open in het pantserinfanteriebataljon. Daardoor worden anderen zwaarder belast en wordt het buddysysteem in zijn groep aangetast”, zo lichtte officier van justitie J. Stikkelman toe.
De dienstweigeraar was zelf niet aanwezig. VN-journalist Thijs Niemandsverdriet heeft de dienstweigeraar in april uitgebreid gesproken. Volgens hem zijn de gevaren van de eerdere missie de soldaat rauw op het dak gevallen. Of de militair zich nu verschuilt achter zijn psychische problemen, durft hij niet te zeggen. „Het is een intelligente, bedachtzame jongen”, aldus de journalist vanmorgen in het Radio1 Journaal. „Hij maakte niet de indruk in de war te zijn.”