Dagelijks brood
Nederlanders gooien jaarlijks voor in totaal 3 miljard euro aan voedsel weg. Bijna twee derde daarvan verdwijnt in de afvalbakken van huishoudens. Consumenten zijn daarmee de grootste voedselverspillers.
Voor dat bedrag van 3 miljard zou er een jaar lang ruim voldoende voedsel zijn voor een hongerende bevolking van 15 miljoen mensen. Dat is bijna net zo veel als het totale Nederlandse volk.De cijfers maken de tegenstelling tussen de ”have’s” en de ”have-nots” pijnlijk zichtbaar. Terwijl elders op de wereld miljoenen mensen creperen van de honger, zijn in ons rijke Westen niet alleen de koelkasten maar ook de kliko’s rijk gevuld.
Voedsel weggooien is ethisch verwerpelijk. Dat voelen veel Nederlanders nog wel aan. Wanneer ze op de verspilling worden aangesproken, schamen ze zich. Maar ondertussen gebeurt het wel op grote schaal. Met het grootste gemak gooien velen kostelijk voedsel in de afvalbak. Waar moet je overtollig eten anders laten?
Dat de meeste Nederlanders, ondanks de morele bezwaren daartegen, gemakkelijk eten weggooien, heeft alles te maken met de weelde waarin onze bevolking baadt. Nagenoeg niemand treft bij thuiskomst een lege koelkast aan.
Ouderen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, weten dat overvloed niet vanzelfsprekend is. Vanwege de honger en het gebrek dat toen werd geleden, ervoeren zij na de Bevrijding het als een grote zegen dat er dagelijks brood op de plank was. Vanuit dat besef leerden zij hun kinderen dat eten niet in de vuilnisbak mag belanden en dat oud brood ook eetbaar is.
Natuurlijk kwam het ook een halve eeuw geleden voor dat er eten overbleef. Maar dat maakte geen enkele reis naar de vuilnisbelt. Voor oud brood en overrijpe appels kwam de schillenboer langs. Met kliekjes werd de hond gevoerd en korstjes kregen de vogels of de eenden. De schillenboer is verdwenen, honden krijgen vandaag de dag Bonzo en in verstedelijkte gebieden is de eendenvijver soms heel ver weg.
Het veranderde leefritme heeft bovendien tot gevolg dat mensen niet meer dagelijks langs bakker en groenteboer gaan, maar één keer per week boodschappen doen.
Daarbij kopen ze niet de afgepaste hoeveelheid brood, vlees of groente die ze nodig hebben; ze zijn afhankelijk van de door het grootwinkelbedrijf vastgestelde hoeveelheid die in de verpakking zit. Dat werkt in de hand dat de consument vaker met restjes blijft zitten waar hij geen raad mee weet.
Daar komt bij dat de houdbaarheidsdatum voor veel mensen ook de absolute grens voor verantwoorde consumptie is. Zodra deze is gepasseerd, gaat eten en drinken linea recta naar de afvalbak. Terwijl in de meeste gevallen het voedsel nog enkele dagen na de afgedrukte datum goed bruikbaar is. Gedegen voorlichting door de voedselindustrie omtrent de betekenis van die data zou de voedselverspilling kunnen beperken.
Het is een goede gewoonte te bidden om dagelijks brood. Maar in het rijke Westen is het soms meer nodig te vragen om dagelijkse eetlust. Mensen zijn kieskeurig en slordig als het om eten en drinken gaat.
Maatregelen op het terrein van verpakking en voorlichting zullen slechts beperkt effect hebben op het gedrag van mensen. Het achteloos weggooien van etenswaren heeft vooral met mentaliteit te maken.
Een oud tafelgebed vraagt te leren ons voor overdaad te wachten. Dat betekent niet alleen een bede om matigheid, maar ook om zorgvuldigheid. Voedsel is een gave die we op zijn waarde dienen te schatten.