AOW onder vuur door vergrijzing
Nu de politiek langzaam maar zeker doordrongen lijkt van de effecten van de naderende vergrijzing, wordt er driftig gedebatteerd over maatregelen. Zo bepleit de PvdA het op de schop nemen van de Algemene ouderdomswet (AOW), de ouderdomsvoorziening die binnenkort vijftig jaar bestaat.
De zogeheten Studiegroep Begrotingsruimte drukte Den Haag vorige week nog maar eens met de neus op de feiten. Een volgend kabinet moet 15 miljard euro opzijleggen om de gevolgen van de naderende vergrijzing tegen te gaan, zo stelde de club van topambtenaren in een advies aan de regering.Politici zoeken op dit moment naarstig naar maatregelen om de stijgende overheidsuitgaven in de komende jaren te kunnen ondervangen. Grofweg zijn de geopperde maatregelen in te delen in drie typen.
De eerste is het versneld aflossen van de staatsschuld. Zo adviseert het Centraal Planbureau (CPB) de komende regering om aan het eind van de kabinetsperiode een begrotingsoverschot van 3 procent per jaar te creëren. Dat lijkt wat veel gevraagd; in 2000 -zo ongeveer het hoogtepunt van een periode van flitsende groei- schreef de BV Nederland voor het laatst zwarte cijfers. En ook de komende jaren worden er nog nog tekorten verwacht, onder meer vanwege afnemende aardgasbaten.
Een tweede, veelbesproken maatregel is daarom het stimuleren van werkgelegenheid. Wanneer meer Nederlanders een betaalde baan hebben, kunnen de oplopende kosten van de vergrijzingsgolf door meer schouders worden gedragen. Ook het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd tot 67 jaar (zoals minister Zalm van Financiën vorige week voorstelde) en herinvoering van een 40-urige werkweek (deze week bepleit door minister Brinkhorst van Economische Zaken) vallen binnen dit spectrum.
Onderzoek toont echter aan dat het aan het werk helpen van meer mensen of een verhoging van de pensioenleeftijd onvoldoende soelaas biedt. Zo schrijft hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer van de Universiteit van Amsterdam deze maand in het economenblad ESB dat zelfs in het meest gunstigste scenario een grotere arbeidsdeelname nog niet de helft van de vergrijzingskosten zal compenseren. Ook een verhoging van de AOW-leeftijd zet volgens hem te weinig zoden aan de dijk. Politici die suggereren dat dit wel zo is „verkopen illusies”, aldus De Beer.
Er is ook geopperd om het huidige AOW-stelsel -dat binnenkort vijftig jaar bestaat- aan te pakken. De ouderdomsvoorziening was aanvankelijk bedoeld als een zogeheten bodempensioen. Het geld diende als een aanvulling op andere inkomsten. Zo ontving de heer Bakker uit de Amsterdamse Boterdiepstraat op 2 januari 1957 als eerste een bescheiden AOW-pensioen uit handen van minister Suurhoff van Sociale Zaken.
De vergoeding bedroeg destijds maandelijks omgerekend 32,45 euro voor een alleenstaande, een echtpaar moest het met 54 euro zien te rooien. In latere jaren werd de vergoeding echter steeds verder opgehoogd, waardoor het bodempensioen langzaam veranderde in een basispensioenvoorziening die nu volgens velen onbetaalbaar dreigt te worden.
PvdA-voorman Bos bepleitte onlangs om de AOW in de toekomst uit belastingopbrengsten te financieren in plaats van slechts uit premies van werkenden. In zijn voorstel wordt het speciale lage belastingtarief voor ouderen afgeschaft, zodat ook zij naar draagkracht gaan meebetalen aan de financiering van de AOW.
Hervorming van de AOW ligt electoraal echter uiterst gevoelig, ouderen vormen namelijk een gewichtig kiezerspotentieel. CDA’er Brinkman weet hiervan mee te praten. In 1994 pleegde hij zo ongeveer politieke zelfmoord met zijn voorstel om de AOW te bevriezen. Voor het eerst sinds 1918 zou het CDA jarenlang geen deel uitmaken van de regering en door de ontstane polarisatie belandden er twee heuse ouderenpartijen in de Kamer.
Ook Bos oogste met zijn uitlatingen omtrent de AOW direct veel kritiek en scoorde met zijn partij plotsklaps vier zetels minder in de peilingen. Al krijgt hij ook lof toegezwaaid omdat hij in de strijd tegen de nadelige effecten van vergrijzing als een van de weinige politici duidelijk stelling durft te nemen.
Nederland kan wat betreft de AOW-kwestie overigens een voorbeeld nemen aan Zweden. In 1991 werd daar een werkgroep samengesteld waaraan alle grote politieke partijen deelnamen. Vakbonden en ouderenbonden werden bewust buitengesloten. Het oplossen van de problematiek omtrent toekomstige ouderdomsvoorzieningen werd zo een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partijen. De werkgroep besloot om de pensioenleeftijd vanaf 1999 te koppelen aan de gemiddelde levensverwachting en wist met deze strategie de hervormingen buiten de verkiezingsstrijd te houden.