„Eerste dag in Genesis 1 letterlijk bedoeld”
GOUDA - „Je wrijft je gereformeerde ogen uit als je leest welke kunstgrepen men toepast om Gods Woord in rapport te brengen met de theorieën van de zogenaamde wetenschap.” Dat zei drs. P. Cammeraat, schrijver van ”Belijden en leven. Leerboek bij de belijdenisgeschriften”, dinsdag tijdens de presentatie van zijn boek.
Uitgever D. Aangeenbrug van Groen Educatief, onderdeel van uitgeversgroep Jongbloed, bood het eerste exemplaar aan de schrijver aan in het gebouw van hogeschool Driestar educatief in Gouda. Het tweede en het derde boek gingen naar drs. A. Vijfhuizen, voorzitter van de vakgroep godsdienst van de Driestar, en drs. L. N. Rottier, algemeen directeur van Driestar educatief.Het dikke boek is qua uiterlijk vergelijkbaar met de vier delen ”Leren en leven”, die ook door Cammeraat geschreven zijn. De gewone winkeleditie heeft een rode opdruk en een rode rug, een speciale editie voor de Driestar verschijnt in het blauw. De vier delen van ”Leren en leven” hadden als doel de Bijbel toegankelijk te maken voor onderwijs en gezin. ”Belijden en leven” heeft een vergelijkbare opzet met de belijdenisgeschriften als uitgangspunt.
Rottier noemde het werk een nieuwe poging om op de Driestar de belijdenis serieus te nemen. „De schatten van Gods Woord en van de belijdenisgeschriften kunnen we alleen maar tot onze eigen schade veronachtzamen. Het is niet altijd gemakkelijk om de inhoud van de belijdenisgeschriften door te geven. Je hoort dat er een vertaalprobleem is. Het bestuur van de Driestar wil ervoor blijven zorgen dat de geschriften een blijvende verankering krijgen in het godsdienstonderwijs.”
Hij wees erop dat er in het boekwerk geen kerkelijke standpunten naar voren komen. Dat is zowel een voordeel als een nadeel, merkte drs. J. Proos, docent godsdienst aan de Driestar, tijdens een lezing op. „Ieder die de belijdenissen leest, merkt de tijdbetrokkenheid. Ik vind het de kracht van het boek van Cammeraat dat hij ervoor gekozen heeft om de belijdenissen zo uit te leggen zoals ze in die tijd bedoeld waren en om deze te verstaan tegen de achtergrond van de toenmalige twistpunten.”
Tegelijk is dat ook het bezwaar van deze benadering, vond Proos. „We moeten de belijdenissen weer handen en voeten geven in onze context. En dat ontbreekt in dit boek.”
Volgens Cammeraat wordt het gereformeerde gedachtegoed langzaam maar zeker ingeruild voor tal van nieuwe inzichten. Dat gebeurt niet officieel, via de kerkelijke weg, maar officieus: via de media. Hij noemde ook de assimilatie van de gereformeerde belijdenis aan de dogma’s van de moderne natuurwetenschap, wat volgens hem verkeerd is. Als voorbeeld nam hij het spreken over de schepping in zes dagen.
Cammeraat is ervan overtuigd dat het -als het gaat om de schepping- in de Schrift niet gaat over tijdperken maar over gewone dagen. „Op drie verschillende wijzen benadrukt de Heilige Geest dat er sprake is geweest van een gewone dag. Namelijk door de afwisseling van licht en duister, de opeenvolging van avond en morgen en de nummering van de dag. Tot acht keer toe onderwijst de Heilige Geest dat er een normale dag is geweest, door steeds te openbaren: „Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest.” Het zijn de twee hoofddelen van de dag als etmaal.”
Meer dan 75 keer is er in de Schrift sprake van „de eerste dag”, zei Cammeraat. „De eerste dag van de week, van de maand, van het jaar of van een bepaald gebeuren. Het is in alle voorkomende Bijbelteksten letterlijk bedoeld. Waar halen we dan het exegetisch recht vandaan om aan „de eerste dag” in Genesis 1 een andere tijdsinvulling te geven dan aan al de overige „eerste dagen” in de Heilige Schrift?”
Hij meende dat de argumenten eigenlijk niet eens nodig zijn, omdat God in de wet zelf over de scheppingsdagen spreekt. Volgens Cammeraat duurde de schepping tijdens elke scheppingsdag „een punt des tijds, ongeveer een millinanoseconde: 0,000.000.000.001 seconde.”