Euro
Voor het eerst na enkele jaren staat de euro weer gelijk met de dollar. Die pariteit is echter meer het gevolg van de zwakte van de dollar dan van de sterkte van de euro. De vraag is dan ook of er in euroland reden is om de vlag uit te steken.
Op 1 januari is de euro als tastbare geldeenheid in het dagelijks verkeer ingevoerd, maar al drie jaar eerder werd de munteenheid geïntroduceerd in het financiële verkeer. Daarbij was een waarde vastgesteld die ruim 15 procent boven die van de dollar lag.
Al spoedig raakte de euro echter in een vrije val, waarbij hij ten opzichte van de dollar bijna 30 procent aan waarde verloor. Kennelijk hadden de financiële markten niet zo veel vertrouwen in dit Europese experiment.
Na wat schommelingen in de voorgaande jaren ging de koers van de euro vanaf dit voorjaar echter voortdurend in stijgende lijn. De introductie van de chartale euro maakte duidelijk dat het menens was met het verdwijnen van mark, frank, peseta, lire, gulden, schilling, drachme en andere Europese munteenheden.
Belangrijker was echter de zwakte van de Amerikaanse economie. Boekhoudschandalen voegden daar nog het hunne aan toe. Grote beursgenoteerde bedrijven hadden de winsten mooier voorgesteld dan zij waren en de accountants hadden hun daarbij weinig of niets in de weg gelegd.
Zodoende kon de euro ten opzichte van de dollar in waarde stijgen. Niet dat de Europese economie er nu zo florissant bijstaat. Grote en kleine Europese landen hebben moeite om aan de afgesproken begrotingseisen te voldoen. Maar valutakoersen zijn altijd relatief. Daarom stijgt de euro ten opzichte van de dollar. Overigens is de koers waarmee de euro drie en een half jaar geleden startte, nog lang niet bereikt.
Voor vakantiegangers naar Amerika en andere dollarlanden is de hoge eurokoers uiteraard gunstig. De stijging van de euro ten opzichte van de dollar kan ook een bijdrage leveren aan het afremmen van de inflatie. Veel geïmporteerde producten (waaronder olie) worden immers in dollars afgerekend.
Maar er zijn duidelijk ook negatieve factoren in het geding. Een hoge euro maakt de export moeilijker en belemmert daardoor de economische groei in het eurogebied. Nogal wat bedrijven (zeker ook Nederlandse bedrijven) hebben forse investeringen gedaan in Amerikaanse dochterondernemingen. Een lagere dollarkoers betekent dat de winsten van deze Amerikaanse dochters in euro’s minder voorstellen.
Dat werkt negatief uit op de beurskoers van deze bedrijven, die toch al onder druk staat. In Amsterdam daalde de beursindex maandag met 6 procent. Het einde van die daling is nog niet in zicht.
Alles bij elkaar genomen is het voor de eurolanden misschien wel een leuk idee dat hun geldeenheid nu evenveel waard is als de dollar. Europa stelt toch kennelijk nog wel wat voor in deze wereld. Maar daarmee heeft de euro de centrale rol van de dollar in de wereldeconomie nog niet verdrongen.
En een sterke euro heeft (naast voordelen) ook grote nadelen. Die zouden op dit moment wel eens het zwaarste kunnen wegen. Dat betekent dat we niet op een verdere stijging van de euro ten opzichte van de dollar zitten te wachten.