Accountants moeten regels aanscherpen
Wie van boekhoudschandalen houdt kan de laatste maanden zijn hart ophalen. Het ene na het andere concern wankelt op zijn boekhoudkundige grondvesten. Menige concernleiding knoeit met de cijfers. Tegenvallende resultaten worden gecamoufleerd door boekhoudkundige ’constructies’. Op die weg komen zij de accountants tegen. Of toch niet? Want hoe kwetsbaar is de accountancy? D. Alblas
stelt dat de accountants met betere regels geen schade hadden hoeven op te lopen. Alle ogen zijn gericht op de accountant. Hij krijgt er terecht of onterecht van langs. Waar was die stoffige vertrouwensman de afgelopen tijd? Controleert hij niet meer? Houdt hij zijn rug nog wel recht? Levert hij nog toegevoegde waarde als de door hem goedgekeurde jaarrekening van twijfelachtige kwaliteit blijkt te zijn?
In de aanwassende claimcultuur worden niet alleen verantwoordelijke bestuurders, commissarissen en creatieve boekhouders aangesproken. Ook de accountant is in beeld. Wat doet hij als hij constateert dat via de listige omweg van in belastingparadijzen opgerichte dochterondernemingen -waartoe de zogenoemde Special Purpose Entities (SPE’s) kunnen worden gerekend- verliezen worden weggesluisd, waardoor het moederconcern prachtige resultaten kan laten zien? Zolang de economie de wind mee heeft en de beurskoersen door het beursplafond knallen, kraait er geen haan naar. Maar bij tegenwind rolt de ene na de andere onderneming over de beursvloer. Wat een gedegen waarde leek te vertegenwoordigen, blijkt plotsklaps gebakken lucht te zijn.
Langs het ravijn
Het accountantsberoep -ontstaan op de bodem van boekhoudschandalen- werd in Nederland eind 19e en begin 20e eeuw wettelijk gereglementeerd. Het is wrang te constateren dat de schandalen zich ruim een eeuw later nog immer opstapelen, ondanks het feit dat geïnstitutionaliseerde professionele controleurs (RA’s en AA’s) er met hun neus bovenop (horen te) zitten. De accountancy verkeert -zo doen de media ons geloven- wereldwijd in een vertrouwenscrisis. De accountant neemt het heden ten dage niet zo nauw meer. Op cruciale momenten kijkt hij willens en wetens de andere kant op en vereenzelvigt hij zijn commerciële belang met zijn eigen belang. Hiermee verkwanselt hij het maatschappelijk belang en doet hij afbreuk aan de kernfunctie van zijn beroep: het zijn van deskundig, onpartijdig en bovenal onafhankelijk vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer.
De accountant van Enron had kritischer moeten zijn bij het zien ontstaan van vele nauw aan Enron gelieerde SPE’s. Waarom werden die belangen in SPE’s niet geconsolideerd met de balans van moeder Enron? Dan zou het verlies van Enron immers snel aan het licht zijn gekomen. Maar hoe onpartijdig en onafhankelijk kun je nog zijn als je consultancynota’s aan je klant hoger zijn dan je controlenota’s? Dat is, dunkt mij, toch ook een kwestie van beroepsethiek.
Foracs
„De accountant zal wat meer een forensische inslag moeten ontwikkelen”, schrijft de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. H. P. Langendijk RA in het vakblad ”De accountant” naar aanleiding van de Enron-affaire. Reeds eerder riep emeritus hoogleraar H. Blokdijk RA zijn collegae ertoe op bij de accountantscontrole meer vanuit het uitgangspunt van falsificatie dan van verificatie te kijken. Dus vanuit de houding: het bedrijf zegt iets wel, maar is het ook zo?
Schieten we echt veel op met de meer forensisch ingestelde accountants of zelfs met forensisch accountants (foracs)? Ook de foracs, die zich gespecialiseerd hebben op het terrein van de handhaving van recht en regelgeving, krijgen rake klappen. In de media worden zij afgeschilderd als leden van de ”bonnetjesinquisitie”. Het zou hen ontbreken aan onpartijdigheid. Hun rapportages ontberen een deugdelijke grondslag en hun optreden is schadelijk voor de ”eer van stand” van de accountants. Dit is grofweg alles waarvoor de accountant vaktechnisch aan de schandpaal kan worden genageld.
Die eenzijdige beeldvorming is de halve waarheid. Prof. mr. dr. M. Pheiffer RA, hoogleraar forensische accountancy aan de Universiteit Nyenrode, verzuchtte eind vorig jaar in zijn oratie: „Via het tuchtrecht worden de contouren van de forensische accountancy scherper aangezet. De forensische accountancy heeft te kampen met tegenwind. Een periode van zwaar weer heeft geleid tot een regen aan tuchtklachten tegen forensisch accountants en tot tuchtrechtelijke uitspraken, die soms als blikseminslagen op hen neerdaalden. De media hebben ervan genoten en duiken er bovenop.”
Ontsprongen
Helaas heeft tuchtrechtspraak in hoogste instantie bij het College van Beroep -de zaak van ex-burgemeester Peper- het gelijk van Pheiffer aangetoond. De foracs werden publiekelijk kaalgeschoren, terwijl zij in de aard der zaak pionierswerk hebben verricht op het nog jonge deelterrein van de accountancy. Het college verweet hen voor een deel onjuist en voor een deel onvolledig te hebben gerapporteerd. De weigerachtige houding van Peper om verantwoording af te leggen over privé-uitgaven had voor de accountants moeten resulteren in een teruggave van de opdracht. Rapporteren in de vorm van een opsomming van niet te duiden uitgaven ontbeert in de ogen van de rechter een deugdelijke grondslag. Duidelijkheid omtrent de feiten mag in een (forensisch) accountantsrapport niet ontbreken. Accountants hebben in forensische onderzoeken een verregaande onderzoeksplicht, aldus het college. De onderzochte daarentegen heeft in de regel geen meewerkingsplicht. Hierin vond de ex-burgervader het recht aan zijn zijde.
Het college laat echter een belangrijke vraag voor forensisch accountants liggen. Het gaat namelijk voorbij aan de vraag of de huidige accountantsnormen en -richtlijnen voldoende zijn om specifieke werkzaamheden, zoals forensische accountantsonderzoeken, overeen te komen met de opdrachtgever. Dat onderhavige foracs daarbij in deze kwestie geen processueel belang zouden hebben vind ik, met respect voor het college, wel heel erg mager beargumenteerd. Uiteindelijk ontspringen de foracs met een schriftelijke berisping de schandpaal.
Beroepsorganisaties
Naar mijn stellige overtuiging had het accountantsberoep deze schade niet op hoeven lopen. Blijkbaar zitten de beroepsorganisaties van accountants (Nivra en NOvAA) allerminst op forensisch accountants te wachten. Zij hadden immers aan de wieg van de forensische accountancy in Nederland kunnen gaan staan. Dan hadden zij de gedrags- en beroepsregels waar nodig verduidelijkt en aangescherpt. Wellicht zouden er dan al richtlijnen voor forensisch accountantsonderzoek verschenen zijn en hadden de bliksemstralen van de media en het tuchtrecht kunnen worden omgeleid. Sommige forensische expertisebureaus, waaronder Ernst&Young, Deloitte en Touche en SchaapBruinVanVliet, hebben inmiddels eigen normeringen voor het forensisch onderzoek vastgesteld. Binnen het platform van forensisch accountants in de opsporing is eveneens een nadere richtlijn in ontwikkeling.
Ik zie echter een schone taak weggelegd voor de beroepsorganisaties om vaart te zetten achter de erkenning van de zelfstandige positie van forensisch accountants en daartoe waar nodig de huidige gedrags- en beroepsregels en -richtlijnen aan te scherpen. Dat stimuleert ook de foracs gezamenlijk op te trekken. Daarbij zal tevens de positie ten opzichte van de met de foracs samenwerkende experts, zoals de juristen en economen c.s., moeten worden geregeld.
Voor de overheid komt de crisis in de accountancy goed uit. Zij wil namelijk, mede naar aanleiding van onder andere de affaires Baan en Enron, een extern toezichthouder aanstellen. Dat standpunt dreef het Nivra en de NOvAA, na jarenlang onderling gekissebis, in elkaars armen. Laat ik hopen dat dit goed nieuws is voor de ontwikkeling van forensische accountancy in Nederland.
De auteur -die dit artikel op persoonlijke titel schreef- is werkzaam in de fiscale opsporing bij de FIOD-ECD en lid van het platform Forensisch Accountants in de Opsporing.