„Moslims zijn burgers, geen broeders”
DORDRECHT - „Het is onjuist om als christen te spreken over moslimbroeders. Je kunt het beter hebben over moslimburgers. Medechristenen zijn onze broeders.”
Dat zei prof. drs. C. G. Baart zaterdag in Dordrecht. Hij sprak tijdens een openbare bijeenkomst van de Vereniging Protestants Nederland (een vereniging die de verdieping van de kennis van de reformatorische beginselen als doel heeft en vooral bekend is door het organiseren van reformatieherdenkingen rond 31 oktober).De samenkomst vond plaats in de historische locatie Het Hof, waar in 1572 de eerste vrije statenvergadering werd gehouden. Een bekende slogan uit die tijd was ”Liever Turks dan paaps”. Over de ”paapse” godsdienst liet de spreker zich niet uit, wel over de ”Turkse”.
De oud-hoogleraar Nieuwe Testament in het Libanese Beiroet wil de moslims geen broeders noemen, omdat met ”broeders” medechristenen bedoeld worden. Ook ziet hij niets in de abrahamitische oecumene. Sommige mensen zijn van mening dat joden, christenen en islamieten elkaar zouden kunnen vinden in Abraham, de vader aller gelovigen, die zowel in de Bijbel als in de Koran op vele plaatsen voorkomt.
De oud-hoogleraar maakte duidelijk dat Abraham zowel een brugfunctie vervult naar de islam als een kloof laat zien. „God maakte met Abraham een nieuw begin, dat staat zowel in de Bijbel als in de Koran. Maar er is wel een groot verschil tussen de Bijbelse Abraham en de Ibrahim uit de Koran. Voor moslims staat Abraham aan het begin van hun godsdienst, hij is voor hen een vroege moslim. Het oude is voor hen het sterkste. Christenen kijken met Abraham vooruit naar Christus. Christus Zelf heeft verklaard (Johannes 8) dat Abraham met verheuging verlangd heeft opdat hij Zijn dag zou zien.”
Hij noemde nog een aantal verschillen. In de Bijbel is Abraham de man die door God geroepen werd, hij vond God niet zelf. In de Koran is Ibrahim de godzoeker, die tot de conclusie kwam dat er iets of iemand groter moest zijn dan de hemellichamen. Hij vond God door een spirituele speurtocht.
De Koran vermeldt ook dat Abrahams zoon Ismaël bij de offerande een rol speelde en dat Abraham in Saudi-Arabië geweest is.
Moslims hebben een heel ander wereldbeeld dan christenen, zei prof. Baart. Ze zien een tweededing in de wereld, in het ene gedeelte heerst de Koran en het andere gedeelte moet nog veroverd worden. „De islam moet een topreligie zijn. Allah is toch groter, de moskeeën zijn het hoogste. Christenen worden gedoogd, zolang zij de opmars van de islam niet hinderen.”
Prof. Baart waarschuwde zijn hoorders dat deze opvatting de ontmoeting met christenen in de weg staat. Die ontmoeting moet er wel komen, meende hij. Hij vond dat christenen zich niets moeten aantrekken van de verwijten van moslimzijde dat christenen tijdens de kruistochten en in het koloniale tijdperk verkeerde dingen gedaan hebben. „De moslims hebben minstens evenveel euveldaden op hun geweten.”
Het werkelijke probleem in de ontmoeting is de muur die er is tussen Mohammed/Allah en Christus. Het valt moeilijk om moslims duidelijk te maken dat Christus de Waarheid is, maar het moet toch gezegd worden, aldus prof. Baart. „Verkondig in het gesprek met hen geen halve waarheid. Zeg precies waar het op staat, maar doe het wel met liefde.”
Hij zag een aanknopingspunt in de gemeenschappelijkheid die er is tussen de Bijbel en de Koran. „Brokken van de waarheid zijn in de Koran terechtgekomen.”
Tijdens de beantwoording van vragen stelde prof. Baart dat moslims in Nederland zich bedreigd voelen door de manier van leven van veel Nederlanders. Ze voelen zich in een vijandig kamp, in oorlogsgebied, en dat verklaart mede de agressiviteit die ze soms hebben.