Grote Groene Muur vertraagt verwoestijning China
PEKING - China is niet langer kansloos in de strijd tegen het zand. De Grote Groene Muur, een reusachtig boomplantproject rond de steden in het noorden van het land, heeft de razendsnelle uitbreiding van de Chinese woestijnen het afgelopen decennium duidelijk vertraagd.
Peking heeft beloofd dat de Olympische Spelen in 2008 in een groene omgeving zullen plaatsvinden, en het lijkt erop dat de stad dat ook zal waarmaken. De brede gordel van bomen die het oprukkende zand moet tegenhouden, biedt goed weerstand. Ook op andere plaatsen in het land gaat de woestijnvorming niet meer zo hard.De Gobi, de Taklimakan, de Kumtag en de kleinere woestijngebieden wonnen in de jaren ’90 samen nog meer dan 10.000 vierkante kilometer per jaar - een gebied ter grootte van Noord-Brabant en Gelderland samen. Volgens het ministerie van Bosbouw is die aanwas sinds 2001 verminderd tot ongeveer 3000 vierkante kilometer. Dat is te danken aan de 50 miljard yuan (ongeveer 5 miljard euro) die China sinds 1978 al in de Grote Groene Muur heeft geïnvesteerd.
Het probleem is nog altijd onrustbarend, geeft Zhu Lieke, de tweede man op het ministerie van Bosbouw, toe. Bijna een vijfde van het Chinese grondgebied is intussen bedekt door woestijnen, en een vierde van de totale oppervlakte van het land wordt bedreigd.
Het dorre Chinese binnenland is intussen het grootste gebied op aarde waar goede akkergrond verandert in levenloze zandvlaktes, zegt de Amerikaanse milieugoeroe Lester Brown. Brown waarschuwt al langer dat China op grote problemen afstevent. De voorbije kwarteeuw is in China ook veel landbouwgrond ten prooi gevallen aan de snelle industrialisering en de explosieve groei van de steden. De vraag naar hout in de bouwsector en de meubelindustrie heeft ook de Chinese bossen lelijk uitgedund, waardoor het zand op veel plaatsen vrij spel kreeg.
Verwoestijning kost China jaarlijks meer dan 8,4 miljard yuan (ruim 800 miljoen euro), schatten de Chinese staatsmedia. De Verenigde Naties gaan zelfs van 5 miljard euro uit. Vooral het droge en straatarme westen van China moet zich zorgen maken. Volgens de regering bedreigen de uitbreiding van de Gobi, de Taklimakan en de Kumtag het levensonderhoud van 400 miljoen Chinezen.
Maar het zand van die oneindige vlakten stuift bij storm gemakkelijk naar de andere kant van het uitgestrekte land, en zelfs verder. Korea, Japan en ook de VS kregen de afgelopen jaren met Chinese zandstormen te maken. De aanhoudende droogte in het noordwesten van China heeft dat probleem nog erger gemaakt. „Teelaarde is een van de belangrijkste Chinese exportproducten”, merkt Brown cynisch op.
China werkt al samen met zijn buurlanden om de verwoestijning tegen te gaan. China, Japan, Zuid-Korea en Mongolië hebben samen een plan uitgewerkt om de zandstormen in het noordwesten van Azië in te dammen. Het zal worden uitgevoerd zodra de internationale financiering rond is.
Nu al is het aantal spectaculaire zandstormen die Peking meestal in de lente treffen duidelijk teruggelopen. In de jaren ’90 waren het er volgens de VN gemiddeld 24 per jaar, de voorbije twee jaar maar drie of vier. Maar de stormen worden wel almaar krachtiger. Op 16 april deponeerde een extreem hevige storm 330.000 ton stof en zand in de hoofdstad.
Experts waarschuwen dat China zich niet mag blindstaren op de zandstormen - uiteindelijk is dat slechts één symptoom van het veel grotere probleem van verwoestijning. Goede landbouwgrond verdwijnt bijvoorbeeld ook doordat boeren veel te grote kuddes houden, die het magere grasland in het noorden en het noordwesten kaalvreten. De Chinese regering probeert door irrigatie meer gras en hooi te produceren en heeft ook een selectief verbod ingesteld op het weiden van vee in kwetsbare gebieden. Maar volgens Brown zal dat niets uithalen als de kuddes niet kleiner worden. De Chinese boeren houden nu gezamenlijk 339 miljoen koeien, schapen en geiten.