Deelname aan WMO-discussie vraagt moed
Kerken en patiëntenorganisaties moeten alle kansen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) benutten. Zet daarbij de bestaande kennis en ervaring in, is de oproep van dr. R. Seldenrijk.
Wat verwacht je van je burgers? Tot wanneer is vrijwillige hulp toereikend? Hoe ver reikt keuzevrijheid? Gemeenten zullen op deze vragen een antwoord moeten geven voordat lokaal beleid rond de Wet maatschappelijke ondersteuning tot stand komt. Burgerinspraak is een vereiste bij de totstandkoming van de WMO.In dit proces horen kerken, maar ook (christelijke) patiëntenverenigingen thuis; bijvoorbeeld diaconieën, door hun visie te delen op rechtvaardigheid (wat is een recht) en barmhartigheid (waar dient de kerk); en als NPV, door een visie te delen over vrijwilligerswerk en beleidsvorming vanuit patiëntenperspectief. Deze collectieve belangenbehartiging is preventief en van wezenlijk belang! Verantwoord beleid voorkomt gaten dichten na verloop van tijd.
Uitgangspunt van de WMO is de eigen verantwoordelijkheid voor zichzelf en de eigen familie. Als die kring ontbreekt of niet toereikend is, komen vrijwilligers in beeld. Wanneer hun ondersteuning niet meer toereikend is, kan een beroep gedaan worden op ondersteuning vanuit de gemeente (de WMO). De rol van de gemeente in de WMO wordt vastgelegd in gemeentelijk beleid. Maar gemeentelijk beleid of verordeningen ontstaan niet vanzelf. Uitgangspunt is altijd een visie op de samenleving, in dit geval de lokale samenleving. Al is die visie niet duidelijk verwoord, impliciet is die er altijd.
Kansen
Mensen mogen ook van de lokale samenleving verwachten dat die steun geeft om de opgave van zelfredzaamheid te verwezenlijken. In de samenleving gebeurt dit door goede voorzieningen voor onderwijs, bij- en herscholing. Immers, een belangrijke ’sociale zekerheid’ in onze kennissamenleving is het bezit en zo nodig het verwerven van de nodige kwaliteiten. Kennis schept kansen.
Twee opmerkingen hierover. Grote groepen mensen zijn niet, of in verminderde mate, zelfredzaam. Denk aan mensen met een beperking, maar ook schoolverlaters zonder diploma, dak- en thuislozen, zwervers en verslaafden. Voor deze groepen is een ondersteuningsvangnet essentieel. Mogelijkheden voor contact, steun en deelname aan de samenleving moeten worden geboden.
In de tweede plaats: kennis is niet alleen voor de betaalde arbeidsmarkt van belang. Ook vrijwilligerswerk vraagt om een structuur waarin deskundigheidsbevordering en training plaatsvinden. En mantelzorg vraagt om een structuur die overbelasting helpt voorkomen. Caritas en goedwillendheid zijn van wezenlijk belang, maar staan niet alleen en zijn op zichzelf onvoldoende in de samenleving onder de WMO.
Dáárom ondersteunt de NPV vrijwilligerswerk en mantelzorgers en werkt zij aan deskundigheidsbevordering bij kerken. Samen met de stichting HiP (Hulp in Praktijk) worden kerkleden gemobiliseerd tot praktisch hulpbetoon.
Beschamend
Staatssecretaris Ross van Welzijn roept kerken op deel te nemen aan die lokale ondersteuningsstructuur in dorpen en steden. CU-leider Rouvoet diende een -breed ondersteunde- motie in waarin gemeenten worden aangemoedigd kerken en andere maatschappelijke organisaties bij de WMO te betrekken. In Alphen aan den Rijn zijn twee moskeeën actief om steunpunt in de buurt te worden. Het rapport ”Vertrouwen in de buurt” van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) signaleert alleen de rol van migrantenkerken in de Bijlmer.
Welke conclusies trekken we hieruit? Allereerst dat de Nederlandse samenleving op religieus terrein meer biedt dan alleen de vertegenwoordiging van het christelijk geloof. Het is beschamend als we zien dat andere groeperingen vooraan staan! Ook concluderen we dat christelijke kerken bijna onzichtbaar zijn geworden. In kerken bevinden zich individuele christenen die ieder op hun plek een afschaduwing van Christus dienen te zijn. Dat is niet altijd gemakkelijk. Maar het is wél onze verantwoordelijkheid. Daarom ondersteun ik graag het pleidooi van W. Drooger dinsdag op deze pagina.
Lokale belangenbehartiging en participatie zorgen voor een toenemende druk op burgers en hun vertegenwoordigers. Ook daarom geldt dat onderlinge ervaringskennis en expertise wijs moeten worden ingezet en waar mogelijk moeten worden gedeeld. De slogan ”Haal water, beleid komt later” zal veel doeners vertrouwd in de oren klinken, maar gaat niet op bij de WMO. Het is nu echt de beurt van de denkers hun posities in te nemen. Laten kerken, individuele christenen, christelijke partijen en christelijke patiënten- en cliëntenorganisaties hierbij de handen ineenslaan.
Gemiste kans
Het gaat niet alleen om tijd of beschikbare capaciteit, maar ook om moed. Je gezicht laten zien, betrokkenheid tonen, willen meewerken. Deelname aan WMO-cliëntparticipatie is een zaak van lange adem. Met deelname aan een paar bijeenkomsten wordt geen resultaat geboekt. Het is belangrijk er te zijn en actief en positief mee te denken, zodat er waardering ontstaat voor de groep die je vertegenwoordigt. Het is een gemiste kans als kerken en de christelijke patiëntenverenigingen hier niet op inspelen en praktische samenwerkingsafspraken maken.
De auteur is directeur van de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV).