Tegengestelde belangen hinderen Afrikaanse Unie
Over de nieuwe Afrikaanse Unie is deze week veel positiefs gezegd. Het probleem is alleen dat de leiders van de unie dezelfde zijn als die van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE). Daarom valt te vrezen dat weinig van de idealen van de unie zal terechtkomen, ondanks de mooie beloften van deze leiders.
Over de vorming van een Afrikaanse Unie is lang gesproken. De basis voor de constituerende akte van de unie werd enkele jaren geleden gelegd in de Libische plaats Sirte. In 1999 werd in deze plaats een buitengewone vergadering gehouden van de OAE. Het doel was de Afrikaanse organisatie voor te bereiden op de uitdagingen van de 21e eeuw. Uiteindelijk werd besloten een Afrikaanse Unie op te richten en te komen tot een Afrikaanse Economische Unie. De topconferenties van de OAE in Togo (2000) en Lusaka (2001) werden gebruikt voor de implementatie van de unie.
De unie is de opvolger van de 39 jaar oude OAE, die spottend ”de club van dictators” wordt genoemd: leiders die met hun wanbeleid van postkoloniaal Afrika het armste deel van de wereld hebben gemaakt en elkaar de hand boven het hoofd hielden. De OAE heeft voor geen enkel probleem een goede oplossing aangedragen. Onderwerpen als burgeroorlogen en onderdrukking van minderheden verzweeg zij. Men zou kunnen zeggen dat het meeste positieve van de OAE was dat zij niet morrelde aan de afspraak de grenzen van de Afrikaanse staten niet te veranderen. Grenzen die toch een koloniale erfenis waren. Een uitzondering werd gemaakt in het conflict tussen Ethiopië en Eritrea. Daarbij komt overigens dat Marokko zich indertijd terugtrok uit de OAE, omdat deze organisatie West-Sahara als staat erkende.
De OAE is niet meer, leve de Afrikaanse Unie. Deze gedachte komt op als men de lovende speeches van de regeringsleiders in Durban leest. Het is echter de vraag of de unie inderdaad tot leven zal komen. Als men de constituerende akte van de Unie leest, komt men veel ambitieuze doelstellingen tegen. De unie, waarvan het hoofdkwartier in Addis Abeba zal staan, heeft tot doel 53 Afrikaanse staten politiek, sociaal en economisch te „verenigen.” De Europese Unie zal model staan voor de unie. De unie zal haar eigen centrale bank en hof van justitie hebben en op (lange) termijn één munt invoeren. Ook wordt een Afrikaans Parlement gevormd.
Een van de belangrijkste organen van de unie is de vrede- en veiligheidsraad. De raad, die uit vijftien leden zal bestaan, krijgt de bevoegdheid een interventiemacht te vormen, die in geval van genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Afrikaanse landen kan interveniëren. Met een dergelijke bevoegdheid onderscheidt de unie zich van andere internationale organisaties. De enigszins vergelijkbare Aziatische evenknie, de Asean, hecht de laatste tijd meer waarde aan samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van vrede en veiligheid. Tot de oprichting van een interventiemacht heeft de Asean nog niet besloten. De Europese OVSE kent het verschijnsel van militaire waarnemersmissies in de Kaukasus en Centraal-Azië. Ook de Europese Unie is operationeel nog niet toe aan een interventiemacht. Alleen de VN en de NAVO zijn in staat gebleken formeel en operationeel zo’n macht te vormen.
Toch hebben Afrikaanse landen onder de vlag van regionale organisaties in het verleden militair geïntervenieerd. Een bekend voorbeeld is de Ecowas, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten. Ze wordt gedomineerd door Nigeria. Zij kent de Ecomog, een interventiemacht die veel bijgedragen heeft aan het herstel van de stabiliteit in landen als Liberia en Sierra Leone.
Een tweede voorbeeld is de Southern African Development Community (SADC). Enkele jaren geleden werd door de leden van de SADC (lees Zuid-Afrika) de orde in Lesotho hersteld.
Ondanks deze voorbeelden blijft de vorming van een ”peacekeeping force” door de unie een gevoelige kwestie. De unie kan gebruikt worden door haar leden om het verzet te breken tegen regeringen die zelf de mensenrechten schenden. Op welke grond bepaalt de Afrikaanse Unie of het verzoek van een lidstaat legitiem is om een interventiemacht in te schakelen? Is een volksopstand tegen een autoritair regime ook een legitieme reden om de Afrikaanse interventiemacht in te schakelen? Een doctrine ten aanzien van militaire interventie lijkt te ontbreken. Kunnen Ecowas en SADC alleen interveniëren als de unie hun een mandaat geeft?
Op deze fundamentele vragen is vooralsnog geen antwoord gegeven. Datzelfde geldt voor de operationele en logistieke problemen. Wel geeft de acte van de unie aan dat regeringen die door middel van „niet-constitutionele middelen” aan de macht komen, niet tot de unie kunnen toetreden of zelfs worden geschorst als lid. Op deze gronden is waarschijnlijk Madagaskar uitgesloten van de unie. Oppositieleider Marc Ravalomanana eiste namelijk de overwinning van omstreden verkiezingen op. Een overwinning die wel wordt erkend door de Verenigde Staten.
De Afrikaanse leiders vinden daarentegen dat Ravalomanana de verkiezingen niet heeft gewonnen. Critici wijzen in dit geval op de selectiviteit van de Afrikaanse leiders door Madagaskar te straffen. Anderzijds werden de recente verkiezingen in Sierra Leone, Mali, Lesotho en zelfs die in Zimbabwe door de OAE-top als successen omschreven. Hiermee wordt bevestigd dat de OAE altijd het oude regime van de Afrikaanse leiders beschermt.
Bij sommige regionale leiders leeft de vrees dat zij hun regionale invloed door de unie zullen verliezen. Zij vinden het beter eerst te werken aan de regionale integratie en dan pas te kijken naar een pan-Afrikaanse eenheid. Afrika kent veel organisaties die gericht zijn op regionale integratie. Soms hebben zij jarenlang een slapend bestaan geleden. Andere clubs daarentegen werken hard aan regionalisering. Dan valt te denken aan de Economische en Monetaire Unie van West-Afrika (Waemu), bestaande uit acht landen in West-Afrika. De Waemu kent al een gemeenschappelijke munt (de CFA-frank), een centrale bank en bijvoorbeeld een ontwikkelingsbank. Maar ook bij Ecowas (16 landen in West-Afrika) bestaat de idee om binnen afzienbare tijd tot een eenheidsmunt te komen.
Ook SADC kan hier worden genoemd. Wellicht is deze organisatie het best gestructureerd in Afrika. Wel moet toegegeven worden dat SADC de laatste jaren vanwege de politieke verschillen tussen Zuid-Afrika en Zimbabwe aan betekenis heeft ingeboet. De grote vraag is of de nieuwe unie wordt verlamd door tegengestelde belangen van haar leden. De verhouding tussen de unie en deze regionale organisaties verdient het verder uit te kristalliseren.