Vechten om het voeren van een geitje
WERKENDAM - Tussen geiten, schapen, kippen, duiven, kanaries én mensen is Coen Noorloos (65) in zijn element. Hij zwaait sinds 2001 de scepter over kinderboerderij Floreffehoeve in Werkendam. „We moeten voorkomen dat kinderen niet meer weten waar de melk vandaan komt.”
In vliegende vaart stormt een tiental geiten in de wei op Noorloos af. De stukken brood vinden gretig aftrek bij de dieren. „Ze doen niks hoor”, stelt de beheerder twee kleine meisjes, Bo en Noa, gerust. De kinderen hebben het prima naar hun zin tussen de dieren en in het speeltuintje, vertelt hun oma Dicky Vos. „Ook het ijsje vinden ze erg lekker.” Een moeder van een klein joch met een petje dat bij een glijbaan scharrelt, is ook in haar sas. „Hij vindt het hier geweldig.”Op de zonovergoten kinderboerderij in Werkendam is het deze donderdagmiddag een kakofonie van vogelgeluiden. Op de konijnenbult zoeken konijnen en cavia’s hun kostje bij elkaar. Verderop ligt een varken te luieren. Noorloos wijst op een modderpoel naast het beest. „Meisjes met mooie witte jurkjes vinden het niet zo leuk als ons varken zich uitschudt, zodat de modder alle kanten op vliegt.”
Ook de Floreffehoeve doet mee aan het weekend van de kinderboerderijen. Als een van de weinige houdt de Werkendamse kinderboerderij op zondag de deuren op slot. „Werkendam is een heel christelijk dorp. Sponsoren willen niet dat we op zondag open zijn.”
Voor jonge kinderen is de kinderboerderij een ideale plek, denkt Noorloos. „De jeugd tot een jaar of 10, 11 kan zich hier op een leuke manier vermaken. Ze hebben contact met dieren en kunnen die aaien. Op drie pony’s kan worden gereden.”
Nuttig is dat de kinderen op de kinderboerderij meer over dieren te weten komen. „Ik vertel ze bijvoorbeeld over de pauw. Waarom pronkt die met z’n veren? Hij wil indruk maken op de vrouwtjes. De wat oudere kinderen vertel ik over verschillende soorten geiten en waaraan je kunt zien dat je met een mannetje of vrouwtje te maken hebt. Het is van belang dat kinderen wat leren over planten en dieren. Mijn kleinzoon moet niet gaan denken dat de melk in de fabriek wordt gemaakt.”
Samen met tien vrijwilligers zorgt Noorloos ervoor dat de dieren dagelijks hun voedsel ontvangen. ’s Morgens rond negen uur krijgen de beesten onder meer water en brood geserveerd. ’s Middags staan er brokken op het menu. Wekelijks worden de diverse hokken schoongemaakt.
Noorloos, voorheen stalknecht, heeft hart voor zijn dieren. „Pas had een geit gejongd. De uier van het dier was ontstoken. Die dreigde af te sterven. De dierenarts stelde voor de geit te laten inslapen. Dat hebben we weten te voorkomen. Met penicilline en pijnstillers kregen we de geit er weer bovenop. De baby hebben we met de fles gevoerd. Soms vochten de kinderen erom het dier de fles te mogen geven.”
Noorloos is er blij mee dat er een keurmerk voor kinderboerderijen komt. „Je moet zorgen dat het netjes blijft op je terrein. Op sommige kinderboerderijen is het een schandalige rommel. Vieze hokken, overal stront. Samen met anderen heb ik ooit een smerige kinderboerderij opgeruimd. We hadden een week nodig om orde op zaken te stellen. De beheerder zat vooral binnen wat te klieren met jonge meiden om zich heen.”
Bang dat in tijden van de vogelgriep via dieren op de kinderboerderij ziektes worden verspreid, is Noorloos niet. „Ik lig daar niet wakker van.”
Over dierenmishandeling heeft Noorloos zelden te klagen, wel is hij minder te spreken over het gedrag van sommige kinderen én hun ouders. „Een vrouw voerde een geit brood uit een plastic zak. Daar kwam nota bene een stofwolk van schimmel uit. Het dier heeft het niet overleefd.”
Af en toe ontfermt de kinderboerderij zich over afgeleverde beesten. Een konijn, een cavia. Al te bont moeten mensen het echter niet maken. „Er kwam hier ooit een handelaar met een bus vol beesten voorrijden: een struisvogel, geiten, hangbuikzwijnen. Of hij die hier kon achterlaten. Ik hem duidelijk gemaakt dat ik die beesten niet wilde. Hij vertrok, maar ik vertrouwde het zaakje niet. ’s Avonds zag ik hem weer bij ons met die bus staan. Hij wilde zijn dieren zeker over het hek dumpen. Ik zei: „Maatje, ik heb je kenteken. Rij maar lekker door.””