„Kinderen van de regen in de drup”
TILBURG - In jeugdgevangenissen in Nederland „doet men soms maar wat.” Het schort vaak aan de juiste hulpverlening voor jongeren met gedragsproblemen.
Niet mals is prof. mr. P. Vlaardingerbroek, hoogleraar jeugd- en familierecht aan de Universiteit van Tilburg, in zijn kritiek op justitiële inrichtingen in Nederland. Donderdag spreekt hij op een congres over de veertien ’jeugdgevangenissen’ in Nederland. Daar verblijven ongeveer 2500 jongeren. Dan gaat het om jongeren met een strafblad én probleemjongeren die op last van de rechter uit huis zijn geplaatst.De jeugdgevangenissen liggen onder vuur. Recent kwamen seksuele wantoestanden in jeugdinrichting Harreveld aan het licht. De directeur stapte op. Ook de voltallige top van jeugdgevangenis Den Engh, waar jongeren in groepsverband worden behandeld, hield het voor gezien. Minister Donner van Justitie heeft inmiddels een onderzoek naar alle jeugdgevangenissen gelast.
Is het een rommeltje binnen de justitiële jeugdinrichtingen?
Vlaardingerbroek, ook kinderrechter in Rotterdam en voorzitter van de sectie Jeugd van de Raad voor de Strafrechtstoepassing: „Dat gaat wat ver, maar ik maak me wel ernstige zorgen. Het is onaanvaardbaar dat in Harreveld kinderen worden misbruikt. Die kinderen komen nogal eens uit het prostitutie- en loverboyscircuit en moeten zich in een instelling veilig kunnen voelen.
Een ander probleem is dat de psychiatrische zorg in jeugdinrichtingen niet goed is geregeld. Als kinderrechter maak ik regelmatig mee dat kinderen van de regen in de drup terechtkomen. Ze hebben een gedragsstoornis, maar in de praktijk blijkt dat ze nauwelijks worden behandeld. Er komt slechts een enkele keer per jaar een psychiater langs. Dat is ontzettend moeilijk te verkopen naar ouders toe.”
Directeur S. Meuwese van Defence for Children vindt dat de overheid vanwege bezuinigingen ook verantwoordelijk is voor wantoestanden in justitiële jeugdinrichtingen.
„Dat ben ik met hem eens. Als je minder geld uit wilt geven aan personeel, heeft dat gevolgen voor de kwaliteit van de zorg. Dan krijgen de jongeren bijvoorbeeld minder tijd voor verblijf in de groep.
Toch zijn er jeugdinrichtingen die het best goed doen. De Hunnerberg in Nijmegen, Het Keerpunt in Cadier en Keer en Den Hey-Acker in Breda bijvoorbeeld. In Den Hey-Acker betrekken ze ouders bij het behandeltraject. Die kunnen bijvoorbeeld kijken hoe hun kind heeft gekookt.”
In jeugdgevangenis De Doggershoek in Den Helder werkt men volgens het principe ”niet straffen, maar belonen”. Dat kan ertoe leiden dat een jongere ongestraft een ander de huid vol scheldt.
„Ik zou scheldpartijen niet tolereren. Je mag van een ander respect verlangen. Al is het wel zo dat je jongeren met belonen vaak eerder bereikt dan met straffen.”
Is het regime in de jeugdinrichtingen niet vaak gestempeld door inzichten van de plaatselijke directeur?
„Dat is zo. In jeugdinrichting Den Engh kreeg de charismatische directeur Jonker de commissie van toezicht achter zich. Er zijn grote verschillen tussen de inrichtingen. Dat is niet goed.
Ik heb bijvoorbeeld gemerkt dat een trajectbehandeling bij meisjes tussen de instellingen slecht is geregeld. In de ene inrichting mag het meisje tot elf uur zaterdagavond opblijven, in de volgende inrichting gelden weer andere tijden en begint het traject weer vanaf het begin. Men doet soms maar wat. Zo blijft het water naar de zee dragen.”
Blijft het tobben wat betreft het beleid rond jeugdgevangenissen?
„Daar komt het wel op neer. Probleem is ook dat nu bij de plaatsing van kinderen vaak niet gekeken wordt naar hun woonplaats. Een kind uit Groningen komt in Rotterdam terecht. Zo kan de familie veel minder vaak op bezoek. Dat is slecht voor de band tussen ouders en kind. Vaak vervallen kinderen, als ze eenmaal weer vrij zijn, weer in hun oude fouten.”
Jeugdgevangenissen worden de laatste jaren voller. Neemt de ernst van de problemen toe?
„Het kan zijn dat de tolerantie is afgenomen. Zeker is dat de problematiek heftig is. Jongeren plegen gewelddadiger delicten. Denk aan ernstige tasjesroof, verkrachting. Daarom is een goede aanpak ook zo dringend nodig.”
Veel jongeren in jeugdgevangenissen zijn van allochtone komaf.
„Dat is heel zorgelijk. We moeten buitenlandse ouders betrekken bij de aanpassing van gedrag van probleemkinderen. Eerste vereiste is dat die ouders de Nederlandse taal spreken. Nu maak ik in de rechtszaal vaak mee dat een zusje van een criminele jongen namens de ouders het woord doet. Dat moet veranderen.”