In Malawi moet de ergste hongersnood nog komen
Het ”Famine Early Warning System” van het Wereldvoedselprogramma (WFP) lijkt in Malawi zijn eerste vruchten af te werpen. Met grootschalige voedseldistributies is de VN-organisatie er voorlopig in geslaagd een humanitaire ramp af te wenden. Maar de dreiging van hongersnood is in het Afrikaanse land zeker niet voorbij. „Het ergste moet hier nog komen.”
Vanuit de lucht lijkt het alsof er in Malawi niets aan de hand is. Het land biedt een vruchtbare aanblik. Zo ver het oog reikt, zijn de woeste bergketens en eindeloze vlaktes met een frisgroen tapijt bedekt - slechts hier en daar onderbroken door dorpjes of kaalgebrande velden.
Maar schijn bedriegt. De golven van die uitgestrekte groene zee bestaan voornamelijk uit bomen. Weliswaar goed genoeg voor brandhout, maar ongeschikt om als voedsel voor de hongerende plattelandsbevolking te dienen.
De maïs op de akkers van Malawiaanse dorpelingen staat er zielig bij. De meeste planten zijn verdord. De bladeren hangen slap en hebben een mistroostige geelbruine kleur. Een deel van het gewas leeft nog wel, maar er is geen korreltje maïs aan te ontdekken.
Beschuldigende vinger
„Vroeger waren de stengels zo dik als mijn pols”, vertelt Lloyd Missi, een inwoner van het dorpje Nsilili, op zo’n twee uur rijden van Blantyre, de economische hoofdstad van Malawi. „Toen oogstte ik met gemak twintig manden maïs van mijn akker. Nu haal ik nog niet eens de helft. We hebben veel te weinig regen gehad. De planten kwamen wel op, maar ze kregen niet genoeg vocht om vrucht te dragen.”
Gebrek aan regen is niet de enige oorzaak van de voedselschaarste in Malawi. Delen van het land zijn juist door ernstige overstromingen getroffen die de gewassen vernietigden. Bovendien is een deel van de oogst door rondzwervende olifanten en nijlpaarden vertrapt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Angola, is de hongersnood in Malawi vooral door natuurlijke factoren veroorzaakt, hoewel sommigen ook met een beschuldigende vinger naar de overheid wijzen.
Vorig jaar augustus waarschuwden hulporganisaties al voor een dreigende hongersnood. Het duurde echter tot februari dit jaar voordat de Malawiaanse regering de ernst van de situatie inzag. President Bakili Muluzi riep toen weliswaar de noodtoestand uit en vroeg de internationale gemeenschap met klem het land van voedsel te voorzien, maar op dat moment stierven dagelijks al tientallen mensen van de honger.
Donormoeheid
„We hadden niet gedacht dat het zó erg zou zijn”, gaf vice-president Justin Malewezi onlangs toe. Inmiddels is duidelijk dat Malawi dit jaar zeker 600.000 ton maïs moet importeren om zijn 11 miljoen inwoners te voeden. Van de 25 miljoen euro die het straatarme land zeker nodig heeft om dit extra voedsel aan te schaffen, is tot nu toe slechts ruim 5 miljoen binnengekomen.
Die donormoeheid wordt enerzijds veroorzaakt door het feit dat de Malawiaanse regering veel te laat erkende dat er hongersnood in het land was. Aan de andere kant stond de internationale gemeenschap ook niet te trappelen om Malawi te hulp te schieten omdat het ministerie van Landbouw vorig jaar een groot deel van de strategische voedselreserves aan Kenia verkocht, hoewel toen al duidelijk was dat er een humanitaire ramp dreigde.
Volgens minister van Landbouw Ellard Malindi heeft zijn departement de maïs van de hand gedaan omdat hij dreigde te bederven. Het anticorruptiebureau in Lilongwe onderzoekt echter of de omstreden deal volgens het boekje is gegaan en of er geen geld in de verkeerde zakken is verdwenen.
Ondanks de beschuldigingen van wanbeleid aan het adres van de Malawiaanse autoriteiten, is het Wereldvoedselprogramma een omvangrijk distributieproject gestart om de nood van de hongerende bevolking te lenigen. Op veel plaatsen op het platteland deelt de VN-organisatie maïs uit. Stierven tot voor kort nog tientallen mensen van de honger, inmiddels lijkt de situatie zich grotendeels te hebben gestabiliseerd.
Geen zaaigoed
Dat betekent bepaald niet dat de problemen in Malawi voorbij zijn. Integendeel, hulporganisaties waarschuwen dat de grootste ellende nog voor de deur staat. „Het ergste moet hier nog komen”, zegt Mary McLoughlin somber. Zij coördineert de maïsdistributie door de Ierse organisatie Goal, die in opdracht van het WFP voedsel in de Malawiaanse dorpen uitdeelt.
„Op dit moment geven we 500.000 mensen te eten”, aldus de Ierse hulpverleenster. „In september zal dat aantal al tot 2 miljoen oplopen. Eind dit jaar verwachten we dat 3 miljoen Malawiërs van voedselhulp afhankelijk zullen zijn. De plattelandbewoners hebben nu net een magere oogst van hun tuintjes gehaald, dus lijkt het alsof het met de honger wel meevalt. De meesten hebben echter geen zaaigoed om nieuwe gewassen te planten. En volgend jaar april is pas de volgende oogst.”
Intussen hebben Mary en een aantal van haar collega’s het plein van een basisschool in het dorpje Linjinzi als voedseldistributiepunt ingericht. In twee klaslokalen liggen honderden zakken maïs opgestapeld, gedoneerd door de Amerikaanse hulporganisatie UsAid. Maar liefst 1363 gezinnen moeten die dag van voedsel worden voorzien.
Een dag eerder konden inwoners van acht dorpen in de omgeving van de school zich laten registreren. Aan de hand van strenge criteria werd bepaald of de desbetreffende familie voor een rantsoen in aanmerking komt. Degenen die aan de voorwaarden voldoen, krijgen een felbegeerde witte kaart die recht geeft op 50 kilo maïs - een hoeveelheid waarmee een gemiddeld gezin ongeveer een maand kan doen.
Wapens
Goal-medewerkers zetten met een groen touw een hoek van het plein af. Schoolbankjes doen dienst als bureau. Een aantal mannen is aangesteld om de orde te handhaven. Ze zijn klaarblijkelijk op alles voorbereid en hebben een uiteenlopende collectie wapens meegenomen. Een jongen controleert zijn katapult, terwijl een oudere man met zijn duim over het lemmet van zijn kapmes strijkt. De rest van de ploeg is met houten knuppels uitgerust.
Dorp voor dorp moeten de inwoners aantreden. Velen hebben al urenlang in de zon gewacht. Een hulpverleenster controleert de gegevens op de kaart. Vervolgens moeten de Malawiërs ’tekenen’ voor ontvangst van de maïs. Omdat velen niet kunnen lezen en schrijven, gebeurt de ondertekening met een vingerafdruk. Een medewerkster van de Ierse organisatie drukt de rechterduim van de wachtenden op een stempelkussen en vervolgens op een registratieformulier. Velen kijken argwanend naar de blauwe vlek op hun duim; sommigen duwen voor het gemak maar hun hele hand op het stempelkussen.
Een ploeg van acht jonge mannen sleept de zakken maïs uit de geïmproviseerde voorraadschuur. Voorzichtig leggen ze de kostbare lading op het hoofd van hun dorpsgenoten. De vrouwen kost het over het algemeen weinig moeite om de 50 kilo zware zak te torsen. Ze zijn gewend om grote hoeveelheden brandhout of water op hun hoofd te dragen en zeulen dan vaak ook nog een baby op hun rug mee. De mannen steunen en kreunen echter als het voedsel op hun hoofd wordt geplaatst.
Voordat de Malawiërs met hun voedselvoorraad naar huis mogen, moeten ze de inkt op hun duim aan de bewakers laten zien. Niets wordt aan het toeval overgelaten. „In het verleden deelden we voedsel zo vanaf de vrachtwagen uit”, vertelt Mary. „Vaak liep het dan op ongeregeldheden uit. Nu gaat alles op een geordende manier, hoewel wij geen controle hebben op wat er uiteindelijk in de dorpen met het eten gebeurt. Bovendien moeten wij alles weer aan het Wereldvoedselprogramma verantwoorden. Elke zak staat geregistreerd. Alles wat niet wordt uitgegeven, moet weer terug naar het WFP.”
Uitputting
Niet iedereen behoort tot de gelukkigen die voedselhulp ontvangen. Het dorpje van Lloyd Missi viel net buiten de regio die Goal van de regering van eten mag voorzien. „Slechts een bepaald percentage van de bevolking komt op dit moment voor distributie in aanmerking”, zegt de 52-jarige Malawiër somber terwijl hij naar zijn verwelkte maïsplanten staart. „Als dat plafond is bereikt, vis je achter het net, ook al sterven je kinderen van de honger.”
De familieleden van Lloyd zitten op de grond voor hun hutjes. Veel meer dan zitten kunnen ze niet doen. Het land bewerken heeft geen zin. Af en toe bieden inwoners uit de naburige stad hun een klusje aan, zodat ze wat geld kunnen verdienen om voedsel te kopen. Gegeten hebben ze die dag nog niet. Missi: „Het gebeurt heel vaak dat we zonder eten moeten gaan slapen. Het is altijd afwachten wat de volgende dag weer brengt.”
Hoewel de regens dit jaar erg ongunstig waren, wijt Lloyd de magere oogst ook aan de uitputting van de grond. „In vroegere jaren kregen we altijd zaaigoed en kunstmest van de overheid. Dat is allemaal over. Als je jaar in, jaar uit alleen maar maïs op je akker verbouwt, is de grond op een gegeven moment te schraal om nog goede vrucht voort te brengen.”
Overstappen op een ander gewas is er echter nauwelijks bij. Al eeuwenlang zijn de Malawiërs gewend maïs te eten. Een enkeling verbouwt een beetje sorghum of cassave, maar voor 80 procent van de bevolking staat er elke dag alleen maar maïs op het menu.
Op zichzelf aangewezen
Heeft Lloyd Missi nog een familie die hem in tijden van nood kan onderhouden, voor Felicitas James is dat voorrecht niet weggelegd. De 25-jarige vrouw zit op de grond voor haar hutje en wiegt haar zieke kind heen en weer. Haar man heeft haar verlaten, zodat ze volledig op zichzelf is aangewezen.
In een houten schaaltje ligt een handjevol groene erwten die Felicitas in de bush heeft gevonden. Het is niet veel, maar het betekent in elk geval dat ze die dag weer een ’maaltijd’ heeft. Gemiddeld eet ze maar drie dagen in de week, vertelt ze. Af en toe mag ze voor welgestelde Malawiërs zakken maïs naar de maïsmolen brengen om te laten malen. Als beloning krijgt ze dan een zakje meel mee naar huis.
„Ik weet niet hoe lang ik dit nog vol kan houden”, zegt Felicitas. „Nu heb ik nog de kracht om erwten te zoeken in het veld en voor de rijken te werken. Maar ik voel dat ik dat spoedig niet meer zal kunnen. Wat zal er dan met mij en mijn kind gebeuren? Als het zo doorgaat, halen we het einde van het jaar niets eens.”