Helft Malawiërs in diepe armoede
LILONGWE - In het Afrikaanse land Malawi is een discussie ontstaan over de zin van ontwikkelingshulp en ontwikkelingsorganisaties. De discussie is versterkt door een rapport waaruit blijkt dat ondanks alle inspanningen van de afgelopen acht jaar nog steeds ruim de helft van de Malawiërs in diepe armoede leeft.
„Armoede blijft wijdverspreid in Malawi en er is weinig tot geen vooruitgang geboekt in armoedevermindering en bij de strijd tegen ongelijkheid”, staat in het onderzoek Vaststelling van Armoede en Zwakte dat is uitgevoerd door de regering van Malawi in samenwerking met de Wereldbank. Het onderzoek is bedoeld om toekomstig beleid te ontwikkelen.De belangrijkste bronnen van informatie voor het gezamenlijke rapport zijn twee bevolkingsonderzoeken uit 1998 en 2005. Daaruit blijkt dat er weinig is veranderd. Nog steeds moeten 6,4 miljoen mensen, meer dan de helft van de inwoners van Malawi, rondkomen van 25 eurocent per dag. Dat is onvoldoende voor zelfs het dagelijkse voedsel. In Malawi groeit onvrede over de zogenaamde non-gouvernementele organisaties, NGO’s. Dat zijn ontwikkelingsorganisaties die onafhankelijk van de overheid opereren. Zij zijn de meest zichtbare vorm van ontwikkelingswerk in het land en krijgen daarom de meeste kritiek te verduren die eigenlijk geldt voor alle vormen van ontwikkelingssamenwerking.
Al jarenlang zien Malawiërs de vooral blanke medewerkers van NGO’s rondrijden in luxe fourwheeldrives, werken in mooie kantoorpanden en wonen in dure, luxe en ommuurde woningen. Het werd geaccepteerd, want die organisaties zouden immers voor economische vooruitgang zorgen. Maar er verandert niks. Daarom vragen steeds meer brievenschrijvers in kranten en opiniemakers in Malawi zich af wat het nut is van al die NGO’s. „Neem bijvoorbeeld NGO’s voor de jeugd”, schrijft Temwani Mgunda in het dagblad Daily Times. „Overal zie je gebouwen waarin jeugd-NGO’s zitten, maar waarom is er dan nog steeds zoveel, zelfs een toename van jeugdprostitutie in onze steden? Ze zouden de meisjes opleidingen moeten geven, zodat ze andere manieren vinden om in hun levensonderhoud te voorzien. Maar wat doen ze? Ze organiseren allerlei seminars om meisjes te wijzen op de gevaren van prostitutie.
Hetzelfde geldt voor NGO’s die zich bezighouden met aidsbestrijding. Zij spenderen hun vette subsidies vooral aan het produceren van brochures en dergelijke over hoe de ziekte wordt verspreid. Alsof er nu nog mensen bestaan die dat niet weten.” Een andere commentator, Tamanda Matubele, schrijft in dezelfde krant: „De ironie is zichtbaar voor iedereen. In Malawi werken ontelbaar veel NGO’s op allerlei gebieden, maar er wordt zelfs niet een van de bestaande problemen opgelost.” Tijdens een openbare discussie in april over zin en onzin van NGO’s, gaf directeur Rowlands Koatcha van de NGO The Hunger Project toe dat er veel mis is bij NGO’s. Hij pleitte daarom voor meer bemoeienis van de overheid. Die zou een controlesysteem moeten invoeren dat ervoor zorgt dat NGO’s het hun toevertrouwde geld daadwerkelijk besteden aan ontwikkeling en niet alleen aan auto’s en salarissen.
Koatcha: „Sommige NGO’s bestaan vooral vanwege de subsidies die ze krijgen. Niet omdat ze van harte willen bijdragen aan de ontwikkeling van het land.” Ook de landelijk manager van de Wereldbank in Malawi, Timothy Gilbo, ventileerde een gedachte voor de oplossing van het raadsel waarom al die ontwikkelingsinspanningen zo weinig hebben opgeleverd. Hij zei vorige week bij de publicatie van het rapport over de blijvende armoede in Malawi: „De regering moet investeren in langetermijnprojecten die gericht zijn op economische groei. De oplossing is niet dat in Malawi het geld wordt herverdeeld tussen rijk en arm, ook al zijn de verschillen onaanvaardbaar groot. Alleen economische groei kan Malawi uit de armoede tillen.” Kritiek op NGO’s is niet nieuw. Al jaren beweren ontwikkelingswerkers dat landen niet kunnen worden ontwikkeld door het geven van geld in welke vorm dan ook. Al jaren wordt beleden dat mensen meer geholpen zijn met kennis en middelen om zelf vissen te vangen dan dat aan hen dagelijks een vis wordt gegeven. Ontwikkelingswerkers zouden zichzelf overbodig moeten maken door lokale medewerkers op te leiden.
Het rapport van de regering van Malawi en de Wereldbank dat vorige week is gepubliceerd, is slechts een onderstreping van het feit dat dat blijkbaar nog steeds niet is gebeurd.