Grieks of Latijn?
Het selectieve karakter van deze rubriek wordt wel heel duidelijk als het Zuid-Afrikaanse tijdschrift Hervormde Teologiese Studies in het vizier komt. Dit tijdschrift behoort tot de meer omvangrijke theologische vakbladen. De laatste aflevering van 2005 (jaargang 61, nummer 4) bevat ruim 400 pagina’s en brengt daarmee de hele jaargang tot een eindpunt op bladzijde 1448. Dit nummer bevat bijdragen van allerlei aard, over thema’s variërend van een zogenoemde ”anti-anti-anti-Porter positie” tot de uitleg van Johannes 3:16, en van „deeltydse predikante” tot „vroue in die vroeë kerk.”
Er staat ook een Engelstalig artikel in over ”De val van de mus (Matthéüs 10:29)”. Het is geschreven door H. F. Stander, die als classicus werkzaam is aan de Universiteit van Pretoria.De tekst waarover Standers artikel gaat, luidt in de Statenvertaling: „Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.” Standers vraag is hoe de woorden „zonder uw Vader” moeten worden uitgelegd. Is de betekenis dat God afweet van elk musje dat neervalt of dat Hij deze val ook wil? Voor elk van beide standpunten is wel een woordenboek te vinden dat steun biedt (onder het Griekse trefwoord voor zonder).
Bestaande Bijbelvertalingen lopen ook uiteen: sommige lezen de tekst zoals de Statenvertaling doet, andere vertalen: „zonder de wil van uw Vader”; weer andere lezen: „zonder de kennis van uw Vader.” Commentatoren die de vraag stellen, verwijzen meestal naar de wil van God. Stander verklaart dit vanuit hun predestinatieleer.
De Grieks schrijvende kerkvaders begrepen de tekst vrijwel altijd zo, dat God weet heeft van het neervallen van een mus, zonder dat daarmee gezegd is dat Hij dit ook wil. Maar de kerkvaders die in het Latijn schreven, vatten de woorden „zonder uw Vader” in de regel op als „zonder de wil van uw Vader.”
Waar komt dit verschil tussen Griekse en Latijnse schrijvers vandaan? Standers verklaring is dat de Latijnse theologen zich rekenschap begonnen te geven van de goddelijke voorbeschikking.
Het artikel van Stander is een goed, ambachtelijk werkstuk. Maar hij lijkt te pleiten voor de uitleg „zonder de kennis van uw Vader” in plaats van „zonder de wil van uw Vader”, en zo’n contrast tussen Gods kennis en Zijn wil is niet overtuigend. Daartegen kunnen vanuit de klassieke godsleer bezwaren worden geopperd.
De Bijbeltekst zelf zegt heel algemeen dat zonder Gods bemoeienis zelfs geen musje neervalt. Als we de manier waarop God bij het lot van deze vogels betrokken is, willen inperken, is een onderbouwing nodig vanuit de directe context of andere Bijbelteksten. Dan moeten ook andere passages over Gods wil worden bekeken.
Het eerste halfjaarnummer van Calvin Theological Journal (jaargang 41, 2006) bevat teksten van lezingen en preken die teruggaan op een conferentie van juni 2005. Die bijeenkomst ging over de manier waarop gepreekt kan worden over het Bijbelboek Openbaring en andere zogenoemd apocalyptische (op de toekomst en de eindtijd gerichte) Bijbelteksten. De nieuwtestamenticus Gordon Fee gaf op deze conferentie een lezing over het preken uit de Openbaring van Johannes.
Het artikel van Fee bestaat grofweg uit twee delen, waarvan het eerste deel in grote lijnen beschrijft wat voor soort boek de Openbaring is en wat de centrale thematiek is. Het tweede deel bespreekt de vraag hoe over dit Bijbelboek kan worden gepreekt.
De Openbaring van Johannes is volgens Fee een apocalyptisch boek, een profetie en een brief. De auteur ziet strijd als het belangrijkste thema van het boek; hij spreekt van een ”Heilige Oorlog”. Christus strijdt en overwint, en ook christenen moeten strijden door trouw te zijn aan het getuigenis van God en door te volharden, ook wanneer zij moeten lijden. Deze thematiek is volgens Fee vanuit de toenmalige omstandigheden goed te plaatsen, gelet op de pretenties van het Romeinse Rijk, op de keizerverering en op wat christenen leden.
De auteur raadt predikanten aan om bij het preken uit Openbaring het midden te houden tussen een zeer uitgebreide serie en één enkele preek.
Een korte reeks, die de afzonderlijke teksten in het bredere kader van het hele Bijbelboek plaatst, lijkt hem het beste. Daarbij kunnen sommige van de gebruikte beeldspraken zonder bezwaar onbesproken blijven.
In het tijdschrift Themelios (aflevering 3, jaargang 31, 2006) publiceert Paul Wells, hoogleraar in Aix-en-Provence, een artikel over ”Reformatorisch denken en het sociale verbond”. De auteur ontleent de bouwstenen van zijn betoog vooral aan de politieke standpunten van Johannes Calvijn en Johannes Althusius. Hij pleit voor een „niet piramidale” oftewel „evenwichtige uitoefening van gezag in de maatschappij”, die een belangrijke functie inruimen voor consensus en voor organisaties die ergens „tussen de staat en het individu” instaan.
Dit pleidooi doet op het eerste gezicht denken aan het bekende Nederlandse poldermodel - maar Wells en zijn zegslieden denken ook theologisch. De auteur citeert interessante „democratische” passages van bijvoorbeeld Calvijn en Rutherford.
Aza Goudriaan, wetenschappelijk onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam