De tranen van de geofferden
In de twintigste eeuw zijn er honderdduizenden christenen vermoord. Puur omdat ze christen waren. „De kerk is aan het einde van het tweede millennium weer een kerk van martelaren geworden”, zei de paus twee jaar geleden. De kerk van de Reformatie kan het nazeggen. Vervolging treft álle kerken. Dat blijkt uit onuitgegeven materiaal uit nieuwe archieven. „Vertellen is niet heilig verklaren, maar eenvoudig herinneren”, zegt de schrijver Andrea Riccardi.
Dr. Riccardi doceert hedendaagse geschiedenis aan de Terza-universiteit in Rome. Hij bezocht de afgelopen jaren het omvangrijke archief van de Commissie Nieuwe Martelaren in het Vaticaan. Daar worden brieven, rapporten en notities verzameld uit alle hoeken van de wereld. Riccardi kwam daar letterlijk duizenden verhalen tegen van vermoorde christenen.
Omdat de paus de gedachtenis aan de ’nieuwe’ martelaren (onderscheiden van de ’oude’ martelaren van alle tijden) niet verloren wilde laten gaan, ontstond het werk van de Commissie Nieuwe Martelaren. Deze verzamelde en classificeerde meer dan 12.000 verhalen van christenen die alleen al in de twintigste eeuw zijn omgekomen.
Riccardi wil in zijn boek ”De eeuw van de martelaren” (uitg. Lanno, Tielt) geen alternatieve kerkgeschiedenis schrijven, wel de herinnering levend houden aan de honderdduizenden christenen uit alle landen die een „fresco van een zachtmoedig en geweldloos volk” vormen, een wereld van zwakken en van verliezers, althans, ogenschijnlijk. „Hun gewelddadig einde wijst op hun zwakte en hun nederlaag. En toch, juist wanneer hun zwakheid het grootste was, gaven deze christenen blijk van een bijzondere spirituele en morele kracht.”
Martelaren vormen volgens Riccardi een verborgen gezicht van het christendom. Zelfs vorsers en onderzoekers kennen hen niet. De getuigenissen zijn ook ingewikkeld, wegens hun verbanden met politieke of met andere conflicten. Historische omstandigheden verschillen soms ingrijpend. Maar al zijn de persoonlijke verhalen onderling verschillend en spelen zij zich in zeer uiteenlopende situaties en plaatsen af, zij vormen samen één enkel groot fresco, dat van lijden en vervolging.
Riccardo brengt de christenvervolgingen wereldwijd in kaart: het Europa van Hitler, het communisme in de Sovjet-Unie en Azië, het geweld in Latijns-Amerika, de bloedbaden in Afrika, de gruwelijkheden tijdens de Spaanse burgeroorlog, het leed van de religieuze minderheden. Lezers komen in aanraking met de „ijzeren tralies”, die van de gevangenissen, concentratiekampen en deportatieoorden. „In deze vreselijke oorden werden de tranen van de geofferden vergoten.”
De vraag doemt op in hoeverre de vervolgingen in de twintigste eeuw zich onderscheiden van die in de voorgaande eeuwen. De Duitse theoloog Karl Rahner wees op het grote verschil tussen „het titanische verlangen” om te sterven bij een Ignatius van Antiochië en „het wegkwijnen, bijna zonder gezicht en zonder ogen, in een of ander martelaarschap van de twintigste eeuw.” In de eeuw van mensenrechten en van de vrijheid lijkt het volgens Riccardi wel of je over martelaarschap en vervolgingen moet zwijgen. Maar zo verzwijg je ook de pijn en de houding van wie omkwam en vervolgd werd.
Uit de archieven blijkt ook wat de motieven van vervolging zijn geweest. Riccardi ziet als een van de belangrijke redenen de staatsvervolging, zoals die plaatsvond in de communistische landen, het nazisme, of de Japanse furie in Azië en Oceanië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Politieke strategieën gingen vaak samen met antiklerikale of antireligieuze maatregelen, resulterend in het massaal liquideren van christenen.
De schrijver verzamelde vooral de gegevens van rooms-katholieke slachtoffers. Maar wanneer het gaat om vermoorde christenen uit alle godsdienstige gemeenschappen, wordt zelfs het getal van 3 miljoen genoemd. Exacte cijfers zijn er niet, zullen er nooit komen ook. Christenen stierven veelal anoniem.
Riccardi wil geen onderscheid maken tussen de geloofsgetuigen uit de diverse kerken. Waar christenen elkaar troffen in een situatie van vervolging, waar ze samen leden, ontdekten ze dat zij zich met elkaar verbonden voelden. In de Solovki-eilanden bijvoorbeeld, de ’alma mater’ van de Sovjetgoelag, ontwikkelde zich volgens Riccardi een oecumenische solidariteit lang voordat men over oecumene begon te spreken.
Onthullend is ook het geweld tegen vrouwen. In alle conflictsituaties zijn vrouwen vaak de onschuldige slachtoffers van de gewapende strijd geweest. Verkrachting, moord op kinderen, foltering van zwangere vrouwen, het zijn allemaal uiterst barre feiten die bijgeschreven zijn ook in de annalen van de kerkgeschiedenis.
De martelaren van de twintigste eeuw hielden hardnekkig vast aan hun geloof, zegt de schrijver. Een les voor de eenentwintigste eeuw, die inmiddels ook reeds haar martelaren kent.
De vraagt dringt zich op: Wie zijn er martelaar? Zijn het bijzondere getuigen? De paus wilde er geen voorbeeldfiguren van maken, maar hij heeft sinds het begin van zijn pontificaat in 1978 wel meer dan 400 martelaren uit de twintigste eeuw zalig verklaard. Jezus sprak ze echter wérkelijk zalig: „Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.”