„Zorgstelsel dreigt pervers te worden”
UTRECHT - Een stelsel waarin zorgverzekeraars elkaar op kwaliteit beconcurreren. Dat kregen patiëntenverenigingen voorafgaand aan de komst van de nieuwe ziektekostenverzekering voorgespiegeld. Voor sommige is het nog bij woorden gebleven. „We moeten oppassen dat er geen pervers systeem gaat ontstaan.”
Een collectieve ziektekostenverzekering voor slechthorenden? Nee, zegt Sandra Elsing van de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden, die is er nog niet. „Elke slechthorende moet er voor zichzelf zien uit te komen. En dat is best lastig, want als je vijftien offertes hebt aangevraagd, moet je vijftien keer kijken in hoeverre de aanvullende verzekering de kosten voor een gehoorapparaat dekt.”Ruim vijf maanden is het nieuwe zorgstelsel inmiddels van kracht, maar een doorslaand succes is het nog niet geworden. Een aantal patiëntenorganisaties wacht nog steeds op een collectieve, bij hun behoeften aansluitende ziektekostenverzekering.
De voordelen van zo’n collectiviteitscontract zijn enorm, zeggen de woordvoerders van patiëntenorganisaties die wel kans zagen er een af te sluiten. De collectiviteitspolis is op maat gemaakt, nadat belangenbehartigers van patiënten en verzekeraars met elkaar om de tafel zijn gegaan. Zodoende kan een verzekeraar een geselecteerde groep zorgaanbieders contracteren met wie de patiëntenvereniging goede ervaringen heeft. De leden van die vereniging weten zodoende: dit is een polis die bij mij past.
Winst maken
Waarom de verenigingen voor astmapatiënten, voor patiënten met schildklieraandoeningen en voor epilepsiepatiënten al wel een collectiviteitspolis hebben en die voor migrainepatiënten, leverpatiënten en doven en slechthorenden er nog steeds op wachten? „Dat komt omdat zorgverzekeraars met de ene collectiviteitspolis wel winst kunnen maken en met de andere niet”, antwoordt Erik Thier van Het Ondersteuningsbureau, een organisatie die namens negentien kleine patiëntenorganisaties al voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel onderhandelingen voerde met zorgverzekeraars.
Thier verwijst naar het zogenaamde risicovereveningsfonds, dat onderdeel is van het nieuwe stelsel. Uit dit fonds, dat grotendeels wordt gevuld door de werkgeversbijdrage aan de zorgpremie, kan een verzekeraar een vergoeding krijgen voor elke chronisch zieke of gehandicapte uit zijn bestand. Zodoende bestaat er geen financiële drempel om zich ook voor een weinig aantrekkelijke groep patiënten in te spannen. Prachtig geregeld, zo lijkt het, maar, zegt Thier waarschuwend, schijn bedriegt.
„De vergoeding uit dit fonds is van patiënt tot patiënt verschillend. Voor een diabetespatiënt krijgt een verzekeraar boven op de nominale premie van ongeveer 1000 euro nog wel 3000 tot 4000 euro per jaar. Andere risicogevallen als hoofdpijnpatiënten worden echter niet uit dit fonds vergoed. Daarvoor kan een verzekeraar alleen de nominale en aanvullende premie vangen en dus kan hij zo uitrekenen: op elke hoofdpijnpatiënt kom ik jaarlijks gemiddeld 350 euro tekort.”
Geen bereidheid meer
Gevolg is dat de bereidheid van zorgverzekeraars om voor deze patiëntengroepen een collectiviteitspolis te regelen als sneeuw voor de zon is gesmolten. „Zodra ze dat doen, komt iedereen daar op af. En dat is natuurlijk niet de bedoeling”, zegt Thier.
Vanwege het risicovereveningsfonds zijn inderdaad behoorlijk wat patiëntenverenigingen buiten de boot gevallen, beaamt Nils Karssens. Hij is assurantietussenpersoon van SEZ en sloot samen met Het Ondersteuningsburo voor een aantal patiëntenverenigingen aantrekkelijke groepspolissen af. „Vanwege het fonds had elke patiëntenvereniging hooggespannen verwachtingen. Voor degenen die nu nog geen groepspolis hebben, zijn de druiven daarom extra zuur.”
Misschien, denkt Karssens, is een aantal verzekeraars in 2007 alsnog bereid een groepspolis voor de nu buiten de boot gevallen verenigingen te overwegen. „Dan zal het vereveningsfonds toch eerst grondig op de schop moeten”, beklemtoont Thier. „We moeten oppassen dat met deze regeling het systeem niet pervers wordt. Niet alleen weigeren verzekeraars sommige verenigingen collectieve contracten; sommige maken met eigen bijdragen ook een individuele, aanvullende polis voor deze verzekerden zo onaantrekkelijk als het maar kan.”
Sandra Elsing van de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden beziet de materie zo veel mogelijk van de zonnige kant. „Er hoeft niet per se een collectiveitscontract te komen. Als de toegankelijkheid voor onze leden bij verzekeraars verbetert, is dat ook heel wat waard.”