WHO-rapport : Vrouwenbesnijdenis is marteling
GENEVE (AP) - Genitale verminking of vrouwenbesnijdenis is een vorm van marteling die moet worden uitgebannen, ook als zij wordt uitgevoerd door gekwalificeerd medisch personeel. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zegt dit in een vrijdag gepubliceerd rapport over de ”medicalisering” van de praktijk en de gevolgen daarvan voor moeder en kind.
Joy Phumaphi, onderdirecteur-generaal van de WHO en voormalig minister van Gezondheid van Botswana, noemt vrouwenbesnijdenis „het ergste wat een arts kan doen.” Zij stelt dat door de ingreep „basale mensenrechten” worden geschonden en „geweld tegen een onschuldig slachtoffer wordt bedreven.” Er kan voor artsen en verpleegkundigen geen enkele rechtvaardiging zijn „de supervisie uit te oefenen over marteling”, meent Phumaphi.Genitale verminking komt voor bij meisjes in het gedeelte van Afrika dat ten zuiden van de Sahara is gelegen en in het Midden-Oosten. Normaliter wordt ze uitgevoerd bij meisjes onder de tien jaar. Aangenomen wordt dat wereldwijd meer dan 100 miljoen meisjes, zowel moslims als christenen, zijn verminkt.
In de meeste gevallen wordt de clitoris verwijderd. Er wordt van uitgegaan dat daardoor lustgevoelens worden voorkomen of verminderd, waardoor het meisje in staat wordt gesteld een eerzaam leven te leiden en als maagd het huwelijk in te gaan. De vrouwenbesnijdenis zou aldus de huwelijkskans vergroten.
Naar schatting 3 miljoen meisjes worden jaarlijks besneden, zegt Unicef. Bijna de helft woont in Egypte of Ethiopië, maar het ritueel vindt daarnaast plaats in ruim twintig andere landen.
Unicef meldde vorig jaar dat steeds meer meisjes worden besneden door opgeleid medisch personeel, bijvoorbeeld in Egypte, Guinee en Mali. Volgens het Egyptische ministerie van Gezondheid wordt in Egypte de operatie in bijna de helft van de gevallen uitgevoerd door professionals uit de medische praktijk.
De WHO erkent dat de introductie van medisch onderlegd personeel voordelen heeft. Zo wordt de verspreiding van hiv/aids tegengegaan door gebruik van schonere instrumenten. Maar de organisatie verklaart zich fel tegen ieder voorstel dat genitale verminking legitimeert. „Het is hetzelfde als het plegen van moord met een schoon mes”, stelt Phumaphi.
Uit onderzoek van de WHO is gebleken dat vrouwen met de ergste vorm van besnijdenis 70 procent meer kans op een bloeding na de geboorte van een kind hebben dan vrouwen die niet zijn verminkt. Phumaphi spreekt in dit verband van „bijna een doodvonnis”, omdat het gaat om landen waar de kans op sterfte van de moeder bij een bevalling relatief toch al zeer hoog is.
Ook ligt het sterftecijfer onder de kinderen van verminkte vrouwen veel hoger dan bij niet verminkte vrouwen. De hogere sterfkans varieert, afhankelijk van de ernst van de verminking, tussen de 15 en 55 procent.
Volgens Berhane Ras-Work, voorzitster van de Afrikaanse ngo IAC, die campagne voert tegen vrouwenbesnijdenis, hebben alle 28 landen die in het rapport worden genoemd toegezegd vrouwenbesnijdenis tegen te gaan. In veel landen zijn ook wettelijke regelingen daartoe aangenomen, maar de meeste regeringen weigeren effectief toezicht te houden op de naleving ervan.
De WHO deed onderzoek onder 28.000 vrouwen in zes Afrikaanse landen waar vrouwenbesnijdenis gebruikelijk is: Burkina Faso, Ghana, Kenia, Nigeria, Senegal en Sudan. Volgens Ras-Work is sprake van enige vooruitgang in Burkina Faso en Senegal, maar moet met name in Tsjaad, Djibouti, Sierra Leone en Sudan veel meer tegen de praktijk worden gedaan.
Een artikel over het rapport werd vandaag gepubliceerd in het medisch tijdschrift The Lancet.