Verschillen tekenen zich af in conventie
Duitsland en Groot-Brittannië botsen met elkaar over de toekomstige opzet van de EU. Dat bleek donderdag tijdens een debat in Brussel in het kader van de Europese conventie.
In dat orgaan, onder voorzitterschap van de Fransman Giscard d’Estaing, hebben vertegenwoordigers zitting van de instellingen van de Unie, van de regeringen en van de nationale parlementen. Zij moeten in de loop van volgend jaar voorstellen presenteren voor ingrijpende bestuurlijke hervormingen. Die zijn nodig in verband met de toetreding van een omvangrijke groep nieuwe leden.
De Britse minister voor Europese Zaken Hain pleitte ervoor de buitenlandse politiek onder controle van de afzonderlijke lidstaten te houden. Naar zijn mening zal Washington een beleid dat wordt geregisseerd langs de lijnen van een federale gemeenschap niet serieus nemen. Ook waarschuwde hij dat geen enkele natie militairen zal leveren voor een risicovolle operatie in opdracht van Brussel.
Het Verenigd Koninkrijk wil, samen met Frankrijk en Spanje, de macht concentreren bij de regeringsaanvoerders en de ministers. Deze landen zijn voor het aanstellen van een voorzitter die gedurende vijf jaar leidinggeeft aan de vergaderingen van die hooggeplaatste politici. Daarmee zou er een einde komen aan de huidige praktijk waarbij het voorzitterschap per zes maanden rouleert onder de lidstaten. Zo vervult Denemarken deze functie gedurende de tweede helft van 2002.
Duitsland daarentegen en een aantal kleinere partners geven voorkeur aan de zogeheten communautaire variant. Die houdt in dat de Europese Commissie meer bevoegdheden krijgt, onder andere op het terrein van buitenlandse zaken. De Duitse afgevaardigde in de conventie, Glotz, opperde de suggestie de voorzitter van genoemde instelling te laten verkiezen door het Europees Parlement. Dat zou zijn democratische legitimiteit vergroten.