Binnenland

De kerktelefoon werkt op elektrisch

WAGENINGEN - In de gang staat een rollator geparkeerd. Bij de voordeur. Toch komt mevrouw Marietje Brienissen (99) niet veel meer buiten. „Ik ben zo duizelig.”

30 May 2006 11:14Gewijzigd op 14 November 2020 03:48
WAGENINGEN - Veel ouderen kunnen zich met een rollator nog prima uit de voeten maken. Marietje Brienissen uit Wageningen maakt er niet vaak gebruik meer van. Over enkele weken hoopt ze honderd jaar te worden. „Kom je niet meer zo veel tegen, hè?” Cijfers
WAGENINGEN - Veel ouderen kunnen zich met een rollator nog prima uit de voeten maken. Marietje Brienissen uit Wageningen maakt er niet vaak gebruik meer van. Over enkele weken hoopt ze honderd jaar te worden. „Kom je niet meer zo veel tegen, hè?” Cijfers

Op de vensterbank staan zes Sanseveria’s. De oranje-bruine vloerbedekking kleurt nog altijd prima bij de zware, donkerbruin velours gordijnen. Buiten schijnt de zon, binnen is het warm. „Ik hou niet van kou.”Bijna een eeuw geleden kwam Marietje Brienissen in Wageningen ter wereld. Over een maand, zaterdag 1 juli, hoopt ze de honderd te passeren. Een mijlpaal. Ze heeft de leeftijd der zeer sterken bereikt. „Kom je niet meer zo vaak tegen, hè?”

Het aantal honderdplussers loopt iets terug. Begin dit jaar telde Nederland nog 1374 ouderen van meer dan een eeuw oud. Een jaar eerder waren dat er nog 1381, zo blijkt uit gisteren gepubliceerde cijfers van het CBS. Slechts een op de zeven honderdplussers is een man.

Ondanks haar hoge leeftijd is mevrouw Brienissen nog kras. Een paar heldere ogen kijken de wereld in. Haar huid is gerimpeld, het witte haar dun, haar geest nog helder. Voorzichtig haalt ze in de keuken een kop thee. De laatste weken laat het lopen iets te wensen over. „Ik ben zo duizelig. De dokter wil best komen, maar kan er niets aan doen.”

De Wageningse woont nog volledig op zichzelf en kookt haar eigen potje. „Elke dag warm. Dat moet ik zien vol te houden.” Twee keer per dag krijgt ze bezoek van de thuiszorg. „Goede hulpen.” Ze lacht. „Ze komen ’s avonds altijd even kijken of ik het gas wel uit heb gedaan.” Nodig is het niet, vindt ze. „Alleen een heel enkele keer laat ik het aanstaan.”

Na de mulo ging Marietje thuis aan de slag. Getrouwd is ze niet, betaald werk heeft ze nooit gedaan. „Ik kon niet binnen zitten.” Haar hele leven stond in het teken van dienen. „Ik heb eerst mijn grootmoeder van 85 verzorgd, later mijn vader van 89, daarna mijn moeder van in de zeventig.” Moeilijk is het haar nooit gevallen. „De mensen zeggen tegenwoordig altijd direct: „Dat is toch zwaar?”. Nee hoor, ik heb het met liefde gedaan.”

Dertig jaar lang heeft ze samen gewoond met haar zus Cock. Neefjes en nichtjes duidden de twee zussen altijd olijk aan als Peppie en Kokkie. Samen hebben ze een goede tijd gehad. Begin vorig jaar kwam Cock op bed te liggen. Van een overplaatsing naar een verzorgingshuis wilde mevrouw Brienissen niets weten. „Ze wilden haar steeds naar van die huizen hebben. Ik heb altijd gezegd: „Ze gaat niet weg”. Zo lang ik kan, blijf ik hier de baas.”

Maandenlang heeft mevrouw Brienissen haar zus thuis verpleegd. „Ze heeft anderhalf jaar op bed gelegen. Ouderdom hè, ze mankeerde niets. Alleen de krachten werden minder. De thuiszorg kwam vijf keer op een dag, ik zorgde zelf voor brood en warm eten.” In maart is Cock overleden. Tranen wellen op in Marietjes ogen. Het valt haar zichtbaar zwaar. „Ik ben nu nog alleen over.” Lang wil ze er niet bij stil staan. „Ach, je moet er toch doorheen, hè?” Van haar nichten en neven krijgt ze veel steun. „Ze zijn heel goed voor me. Toen Cock op sterven lag, kwam er elke dag iemand langs.”

Mevrouw Brienissen heeft de twee wereldoorlogen bewust meegemaakt. „In 1914 kregen we een zonsverduistering. Ik weet het nog goed. Alle kippen gingen ineens op stok. Het was heel donker. Ik was nog kind, maar zulke dingen vergeet je niet meer.”

De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog kan ze zich nog beter heugen. Op „de Greb” werd zwaar gevochten. „Wij zaten bij de buren in de kelder. De Duitsers schoten vanaf de andere kant van de Rijn.” De familie Briennissen moest evacueren. „In volgepakte kolenschuiten. We waren zo zwart als wat. Onze fietsen gooiden ze in de Rijn. Oh, mens hou op.”

De familie kreeg onderdak in Nieuw-Lekkerland, boven de koeien. Acht dagen later mochten ze weer naar huis. „Alles was kapot. Boven op de berg lagen allemaal dode soldaten opgestapeld. Verschrikkelijk. In het bakhuis van de boerderij zaten Duitsers. Soms kwamen ze zomaar de keuken inlopen met een konijn, die wilden ze dan braden. Wat moest je eraan doen? Je kon ze niet weren. Een verschrikkelijke tijd.”

In een eeuw tijd zijn veel dingen veranderd. „Tegenwoordig hebben ze van die melkmachines. En magnetrons. Dingen waar je heel niet van weet. Ik mis ze ook niet. Welnee. Ik doe het nog ouderwets.” Sinds een halfjaar hebben prekenbandjes plaats gemaakt voor kerktelefoon. „Op elektrisch.” Het lezen van het kerkblad gaat haar gemakkelijker af dan de krant. „Dat blad is helderder, hè?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer