Promotie in het belang van kerk en gemeente
Het schrijven van een proefschrift is niet te combineren met het predikantschap, stelde prof. dr. T. Blokland dinsdag op deze pagina. Ds. H. van den Belt en dr. G. van den Brink zijn het niet met hem eens. Een predikant hoeft zijn promotieonderzoek niet te beperken tot zijn vrije tijd. De gemeente kan goed zijn met een predikant die veel studeert.
De bijdrage waarin prof. dr. T. Blokland zich keert tegen vanuit de pastorie promoverende predikanten vraagt om een reactie. Dat geldt niet alleen de naar ons inzicht kwalijke suggestie dat dergelijke predikanten weinig nobele motieven zouden hebben - wat ons betreft een dieptepunt in het bewuste artikel. Daarmee spreekt Blokland immers een hard oordeel uit over hun innerlijk en brengt hij hun ambtelijke bediening in diskrediet. Predikanten die hun academische scholing voortzetten in een promotiestudie zullen niet vreemd zijn aan de strijd tegen vleselijke ambities. Zij worden echter vooral gemotiveerd door het verlangen om de talenten die God hun gegeven heeft zo effectief mogelijk te gebruiken in de dienst van Zijn Koninkrijk. Het is dan alleen maar in hen (en hun echtgenotes!) te prijzen wanneer ze zich veel ontzeggen en jarenlang een deel van hun vrije tijd investeren in voortgezette theologische studie.Maar kán het dan wel? Blokland stelt dat promoveren vanuit de pastorie noodzakelijkerwijs ten koste gaat van de gemeente en dus onverantwoord is. Ook deze stelling dient weersproken te worden, omdat zij haaks staat op de reformatorische ambtsopvatting. Naar reformatorisch besef is een dominee geen dienaar van zijn gemeente, maar dienaar van het Woord. Dat geeft hem een zekere vrijheid en autoriteit om zijn tijd in te delen op een wijze, die de verbreiding en doorwerking van het Woord het meest ten goede komt.
Nu verricht de predikant zijn arbeid binnen de ruimte van zijn kerk. Echter, deze kerk is niet beperkt tot zijn eigen gemeente! Dat is een misverstand dat we vandaag steeds vaker zien opduiken. De reformatorische ambtsopvatting ziet de predikant functioneren binnen de kerk als geheel. Van daaruit is hij verbonden aan een plaatselijke gemeente.
Dat betekent dat een predikant die in de pastorie werkt aan een proefschrift zich daarmee niet tot zijn vrije tijd hoeft te beperken. Hij ’steelt’ echt geen tijd van zijn gemeente wanneer hij er ook een deel van zijn werktijd voor reserveert. Want zijn gemeente maakt deel uit van de kerk als geheel, en die kerk heeft belang bij predikanten die met (academisch) gezag over theologische thema’s kunnen spreken.
Wij zouden het dan ook zeer betreuren wanneer predikanten zich door een visie als die van prof. Blokland niet meer vrij zouden voelen in hun geweten om zich te wijden aan studie die niet rechtstreeks aan hun gemeente ten goede komt - of het nu een promotieonderzoek betreft of andere studie.
Extra verdiepen
Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor het pastorale werk niet bij de predikant die aan de gemeente verbonden is, maar bij diens kerkenraad als geheel. In het beroepingswerk dient de vraag naar iemands specifieke gaven aan de orde te komen. Als een predikant of kandidaat zich verder wil bekwamen in de wetenschappelijke theologie, kan de kerkenraad daar ruimte voor creëren. Hij hoeft het pastorale werk niet alleen te doen. Natuurlijk zal hij in geval van nood beschikbaar zijn voor de schapen van de kudde, maar de vruchtbaarheid van zijn bediening mag niet afgemeten worden aan het aantal bezoeken dat hij per week aflegt.
Daar komt bij dat predikanten die zich wagen aan een promotiestudie doorgaans studieus zijn ingesteld. Deze instelling kan ook een positieve doorwerking hebben in de prediking, en vooral daardoor wordt de kerk gebouwd. Sommige predikanten hebben bijzondere pastorale gaven, anderen kunnen goed leidinggeven aan de kerk in de meerdere vergaderingen, weer anderen verdiepen zich in de theologie. God gebruikt die verscheidenheid tot opbouw van Zijn gemeente.
Eenmaal zal de Heere ons allen vragen wat we met Zijn talenten gedaan hebben. Hout, hooi en stoppelen zullen verbranden. Wat voortkwam uit liefde tot Christus blijft bestaan. Dat besef maakt bescheiden en voorzichtig in ons oordeel over anderen.
Ds. H. van den Belt bereidde in de pastorie een proefschrift voor dat inmiddels ter verdediging is aanvaard door de Universiteit Leiden en dr. G. van den Brink coördineert het promovendiberaad dat uitgaat van de Gereformeerde Bond.