Kerken zijn zeer actief in azc Wapenveld
De vele negatieve publiciteit over asielzoekers in Wapenveld van de afgelopen dagen verdoezelen het feit dat er ook veel goed nieuws te melden is uit het Veluwse dorp. Dat zegt Jurjen ten Brinke, medewerker van de Stichting Gave, die het opzetten van kerkelijk werk onder asielzoekers begeleidt. „Wapenveld is voor ons juist een voorbeeldplaats als je kijkt hoe actief kerken hier zijn.”
Sinds de opening van het asielzoekerscentrum in het dorp, krap een halfjaar geleden, hebben velen hun beeld over vluchtelingen bij moeten stellen, meent Ten Brinke. „Nog steeds wordt er echter zonder goede gronden negatief gekeken naar asielzoekers. Telkens weer opnieuw proberen bijvoorbeeld sommige fracties in de gemeenteraad de sluiting van het centrum te bewerkstelligen.”
Dat laatste is niet vreemd, meent hij. De plannen voor de komst van de opvangvoorziening zijn door toedoen van bezwaarmakers al zo’n twee jaar vertraagd. „Eerst werd het argument gebruikt dat het de rust zou verstoren voor zeldzame vogels in het bos, later was het omdat de weg naar het centrum niet goed verlicht zou zijn. Men zoekt echter telkens een stok om mee te slaan.”
Toch staan tegenover de negatieve zaken ook positieve dingen, aldus Ten Brinke. Enige maanden voor de opening van het centrum slaagde Gave er bijvoorbeeld in om alle zes kerken in Wapenveld bijeen te krijgen om na te denken over de gevolgen van de komst van asielzoekers. „We hebben toen kunnen overbrengen dat die 600 mensen geen bedreiging vormen, maar een kans. Sommigen komen uit landen waar je als evangelist niet binnen kunt komen. Hier in Nederland heb je echter wel de mogelijkheid om hen met de Bijbel in aanraking te brengen. Die mogelijkheid moet je benutten.”
Direct na het van start gaan van de opvang mochten de kerken éénmalig welkomstpakketten uitdelen in de 130 caravans op het terrein. Tegen de regels van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers in, dat normaliter evangelisatie op het terrein niet toestaat. „In het pakket zat onder meer een uitnodiging voor een bijeenkomst enkele dagen later. Daar kwamen meer dan honderd mensen op af. Van hen hebben we nu adressen. Bij hen komen we dan ook met vaste regelmaat langs.”
De pakketten werden ingepakt door leerlingen van basisscholen. Die kregen kort daarvoor bezoek van enkele asielzoekers die hun iets vertelden over het vluchtelingenbestaan. Daarmee was het eerste contact gelegd. Tegelijkertijd zetten de kerken activiteiten op touw, zoals een kinderbijbelclub, vrouwenochtenden en jongerenavonden. De kinderclub trekt nu elke keer maar liefst zo’n 45 vaste bezoekers. Terwijl hun kroost wordt opgevangen, kunnen de moeders in dezelfde tijd vrouwen uit Wapenveld ontmoeten voor sociale contacten en gesprekken over het geloof.
Sinds kort zijn er met enige regelmaat bijbelstudies, aldus Ten Brinke. „Bovendien worden in alle kerken ’s zondags de diensten vertaald en halen gemeenteleden belangstellenden met auto’s op bij het azc. Dat loopt echt heel goed en we merken ook dat asielzoekers dit enorm waarderen. Bovendien hoor ik van veel Wapenvelders dat ze hun mening hebben moeten bijstellen. Aanvankelijk keken ze met een scheef gezicht naar asielzoekers, maar dat kwam mede vanwege de onbekendheid. Nu ze mensen ontmoet hebben, begint het duidelijk te worden dat het vaak hele aardige, hoogopgeleide mensen zijn.”
Ondanks dat alles erkent Ten Brinke dat er onder de groep asielzoekers „zonder meer ook ’rotte appels’ te vinden zijn. Ik kan bijvoorbeeld op een azc elders een bungalow aanwijzen waarvan ik weet dat er gestolen spullen liggen. Maar ik ben ervan overtuigd dat de meerderheid bestaat uit harde werkers, die handenwrijvend op het centrum zitten te wachten tot ze weer aan de slag kunnen. Een voorbeeldje: Laatst zag een asielzoeker hier in Wapenveld een vrouw met een kruiwagen door de tuin lopen. Dat vond hij absoluut niet kunnen, want in Afrika moet je een vrouw dergelijk zwaar werk besparen. Wat gebeurde er? De man van de vrouw zag even later een neger met de kruiwagen door de tuin lopen. We hebben er hartelijk om gelachen.”