Gevallen in ’t zwaard van de verlichting
In de deining rond Hirsi Ali liepen en lopen de emoties hoog op. Het is al talloze malen opgemerkt: over haar schijnen mensen alleen heftig te kunnen oordelen. Men is of fanatiek voor, of fel tegen.
Toch is het van belang, al was het maar voor de geschiedschrijving, in het beoordelen van de ontwikkelingen van afgelopen week de nuance te bewaren. Al te snel ontstaan beelden en percepties die met de werkelijkheid weinig van doen hebben.Twee voorbeelden. De eerste: minister Verdonk jaagt met kwade opzet en partijpolitieke bedoelingen een internationaal bekend persoon het land uit; schande over Nederland!
Het onjuiste in deze voorstelling van zaken is dat, zo er al iemand wordt weggejaagd, dat niet door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gebeurt. Zo er al iemand schuldig zou zijn aan het vertrek van Ayaan Hirsi Ali naar de Verenigde Staten, zijn het haar buren die haar via de rechter uit haar woning hebben weten te zetten.
Maar Hirsi Ali vertrekt, welbeschouwd, zelfs niet door toedoen van haar buren. Zeker, haar belabberde leef- en werkomstandigheden, tot stand gebracht door continue bedreiging door moslimfundamentalisten, vormden wel een factor die haar vertrek versnelde. Maar haar besluit om Nederland te verlaten, viel al eerder. Al in 2005 gaf ze tegenover de VVD-top aan in 2007 niet meer beschikbaar te zijn voor een plaats op de kandidatenlijst.
Wie haar ontwikkeling de achterliggende jaren volgde, kijkt daar niet vreemd van op. Hirsi Ali was hard bezig Nederland te ontgroeien. Haar feitelijke bijdrage aan Kamerdebatten werd gaandeweg minder, haar optreden op internationale fora steeds frequenter. Hirsi Ali heeft meer levensruimte nodig en vindt die in het land van de oneindige mogelijkheden.
Een tweede aanvechtbare voorstelling van zaken is dat er een staatsbelang mee gemoeid is om te beslissen dat Hirsi Ali vanaf 1997 altijd Nederlandse is geweest. De redenering die publicist Leon de Winter en rechtsfilosoof Afshin Ellian gisteren in een ingezonden stuk in de Volkskrant volgden, klinkt alarmerend. Als Hirsi Ali nooit Nederlandse is geweest en formeel dus ook nooit lid was van de Tweede Kamer, belanden we in een constitutionele crisis, aldus het tweetal.
Voor deze vrienden van Hirsi Ali is het glashelder: de Tweede Kamer behoort volgens de Grondwet uit 150 leden te bestaan. Als die regel geschonden is, zijn alle besluiten, vergaderingen en debatten die sinds de entree van Hirsi Ali gevoerd en genomen zijn, ongeldig.
Vandaag vegen in hetzelfde dagblad de Leidse collega’s van Ellian de vloer aan met deze argumentatie. En terecht. Het lijkt een schoolvoorbeeld van hoe persoonlijke betrokkenheid en gevoelens van teleurstelling zelfs de scherpst denkende geesten op een merkwaardig dwaalspoor kunnen brengen. Want om uit de bepaling dat de Kamer uit 150 leden bestaat de conclusie te trekken dat bij 149 leden alle besluiten nietig worden, lijkt -om met de Fransen te spreken- een redenering „pour besoin de la cause.”
Als er al iets ongeldig zou zijn, zou dat hoogstens betrekking kunnen hebben op besluiten die met een meerderheid van één stem genomen zijn. Dat soort besluiten komt niet zo vaak voor.
Wat bij vergaderingen en stemmingen van de Kamer wel relevant is, is het zogeheten quorum. Besluiten zijn alleen geldig als de helft plus één van de gekozen volksvertegenwoordigers aanwezig is. Maar dan hebben we het dus over minder dan 76 en niet over minder dan 150 parlementariërs.
Wat dan de juiste interpretatie is van de ontwikkelingen van de achterliggende week? Het geven van een goede en complete analyse is op dit moment nog een hachelijke zaak, zo niet onmogelijk. Vooralsnog lijkt het er veel op dat het gebrek aan politieke sensitiviteit van minister Verdonk een van de belangrijkste verklaringen is voor de opwinding van de afgelopen dagen. Had zij bezadigder en diplomatieker opgetreden, dan had veel commotie voorkomen kunnen worden.
Of Hirsi Ali, als puntje bij paaltje komt, dan wel Nederlandse was gebleven, is echter de vraag. Want Verdonk mag dan onhandig hebben geopereerd, onhandige mensen kunnen wel degelijk gelijk hebben.
Hirsi Ali, de grote voorvechtster van het gelijkheidsideaal van de verlichting, is uiteindelijk gesneuveld door datzelfde gelijkheidsdenken. Dat er voor haar nauwelijks ontsnapping mogelijk lijkt uit de ijzeren redering van de minister van Vreemdelingenzaken, is in zekere zin óók een gevolg van onze op de verlichting gebouwde rechtsstaat die klassejustitie uitsluit.
Of om het te zeggen met een Volkskrantlezer: „Liegen mag niet, maar voortrekken helemaal niet. We zijn immers gelijk.”
voetnoot (u17(Zie ook pag. 21: ”Kritiek op de snelkookpan”.