China houdt baggeraars aan het lijntje
PEKING - Internationale baggerbedrijven proberen al jarenlang de Chinese markt te betreden. Tevergeefs, hoewel eind vorige jaar de deur op een kier kwam te staan. Deze week deed staatssecretaris Schultz van Haegen opnieuw een poging binnen te komen.
Wie spreekt over de internationale baggerbedrijven, doelt eigenlijk op een Beneluxkwartet. De Nederlandse bedrijven Boskalis en Van Oord hebben samen met de Vlaamse baggeraars DEME en Jan De Nul ruim 60 procent van de wereldmarkt in handen. De basis voor hun positie legden ze ruim een eeuw geleden met projecten in Japan, Nederlands-Indië en China. Nu wil deze „bende van vier”, zoals ING-analist Tijs Hollestelle ze noemt, aan de slag in het moderne China. Dat valt echter niet mee.„Er zijn ingewikkelde procedures op het gebied van de vergunningen en buitenlandse bedrijven vallen bovendien onder een hoger belastingtarief”, zegt Schultz.
Heikel punt is bijvoorbeeld de projectbelasting. Chinese baggeraars vallen in een tarief van 4 procent, buitenlanders betalen 35 procent. Volgens de baggeraars is dit in strijd met WTO-afspraken. China is sinds 2001 lid van de WTO.
Het bezoek van staatssecretaris Schultz werd aangegrepen om alle partijen voor het eerst samen aan tafel te krijgen. Naast Verkeer en Waterstaat en gedelegeerden van België en de Europese Commissie waren ook de zes betrokken Chinese ministeries aanwezig. Van de steeds terugkerende klacht dat de Chinese ambtenaren de hete aardappels naar elkaar zouden doorschuiven, kon dan geen sprake zijn. Volgens Schultz is de eindstreep in zicht. „Ik heb het gevoel dat we steeds dichterbijkomen”, zei ze na afloop van haar bezoek.
Het gaat niet alleen om grote projecten als het beter bevaarbaar maken van de Yangtze en de nieuwe haven van Sjanghai. Er is werk te doen in allerlei kleinere havens en rivieren. Zo was Van Oord ondertussen al actief in de havensteden Jinzhou, Nanhui en Qinhuandao en Jan de Nul in Tianjin en Huanghua.
Doordat de Nederlandse bedrijven geen eigen werkvergunningen krijgen, zijn ze gedwongen met lokale partners te werken. Zelfs Van Oord, met een eigen kantoor in Sjanghai, moet het echte werk overlaten aan Chinese bedrijven. Onnodig, vindt Schultz. „Onze baggeraars kunnen dat heel goed zelf. Dat doen ze overal ter wereld, dus waarom niet in China?”
Volgens de staatssecretaris is dat ook in het belang van de Chinezen zelf. „Door die enorme economische groei hebben ze behoefte aan goede infrastructuur, ook over water. Baggeren kan daar een heel belangrijke rol in spelen, er is meer capaciteit nodig. Waarom zouden ze dat niet samen met buitenlandse bedrijven doen?”
Experts zeggen echter dat de Chinezen het zelf inmiddels net zo goed kunnen. Ze vragen zich af of China de Nederlandse baggerindustrie nog wel nodig heeft.
Schultz deelt die twijfel niet. „Het gaat niet alleen om het uitdiepen van watergeulen. China richt zich nu ook steeds meer op milieuthema’s. Hoe zorg ik dat mijn rivieren ook ecologisch weer beter worden? Daarmee hebben we in Nederland natuurlijk heel veel ervaring.”
Vorig jaar spraken minister Peijs en de Vlaamse minister-president Yves Leterme bij hun bezoeken aan China al over het baggeren. Toen kondigde China aan de markt verder open te stellen. Volgens de baggeraars werd er te vroeg gejuicht. Nu zijn ze voorzichtiger. „In andere watersectoren is veel meer samenwerking met Chinese bedrijven dan bij de baggeraars.”
Schultz vervolgt: „In de baggersector is veel meer concurrentie. Ook tussen de Europese baggerbedrijven onderling. Daardoor wordt er ook veel meer solistisch opgetrokken. Het is lastig om een markt te bestormen als ieder het voor zich doet.”
Schultz is daarom tevreden met het bereikte resultaat. „Er is nu voor het eerst een gezamenlijk ondertekende verklaring van de Belgen en de Nederlanders dat ze de Chinese markt willen bedienen. Dat is op zich al uniek, want dat zijn harde concurrenten van elkaar.”
Over één ding zijn alle partijen het eens: er is nog een lange weg te gaan. Maar China zorgt hoe dan ook voor werk voor de baggeraars. Dankzij China’s bijdrage aan de groei van de wereldhandel, neemt het aantal containers toe en worden de containerschepen steeds groter. Daardoor moeten zeehavens als Rotterdam, Antwerpen en Hongkong hun capaciteit uitbreiden, en moeten de vaargeulen aangepast worden. Een kolfje naar de hand van de Nederlandse baggeraars.