„Ze zetten ons toch niet met veertien kinderen op straat?”
THOLEN - Zeven weken geleden namen ze hun intrek op een Thools bedrijventerrein. Sindsdien woont het gezin Bogert, met veertien thuiswonende kinderen, illegaal. „Dit is onze plek, we gaan hier niet meer weg.” Donderdag sprak de gemeente opnieuw met de heer des huizes. In de precaire kwestie heeft het college nu de kerkenraad ingeschakeld om te bemiddelen.
André Bogert (45) vecht vooralsnog door - tegen de gemeente en tegen de ambtenarij. Zijn vrouw Henny (41) eveneens. „We gaan hier niet meer weg. Waar moeten we naartoe?” Het echtpaar staat niet alleen. Ook hun vijftien kinderen gaan door. Anita (22, getrouwd en het huis uit), Johanna (20), Filip (19), Hendrina (18), Wim (17), Anne-Marie (16), John (14), André (13), Coraline (11), Joost (9), Marcel (8), Wilbert (7), Willerieke (5), Justin (1) en Annerinde (bijna 6 maanden) staan, voor zover ze daarvoor de leeftijd hebben, als één man achter hun ouders, zeggen de Bogerts. André: „M’n dochters gaan hier sowieso niet meer weg.” Henny: „Maar de anderen ook niet. Ze roepen allemaal: Wij blijven hier!”Woonruimte, daar gaat het om. Woonruimte voor het gezin Bogert, dat door gezinsuitbreiding volledig uit zijn jasje groeide in de oude woning in Oud-Vossemeer. Maar op bedrijventerrein Slabbecoornpolder bij Tholen, waar Bogert een aannemingsbedrijf heeft, mag volgens de gemeente geen woning worden gebouwd. Het gezin bestrijdt dat, al jarenlang. Een aantal weken geleden betrokken de Bogerts -illegaal- het toch gebouwde huis. Bogert overweegt een gang naar de rechter om zijn huis alsnog legaal te krijgen.
Beschimmeld
De herinnering aan het vorige huis van het gezin in Oud-Vossemeer is nog vers. Opgelucht laat Bogert zijn nieuwe onderkomen zien, dat hij eigenhandig bouwde boven op zijn bedrijfsloods in de Slabbecoornpolder. „Hier slapen de vier oudste jongens.” En een deurtje verder: „Dit is het domein van vier meiden. Kun je wel zien, hè?” „In Oud-Vossemeer kón het niet meer”, vult zijn vrouw aan. „Veel te kleine kamertjes. Op een gegeven moment hebben we de huiskamer in tweeën gedeeld met een gipswandje. Daar zijn we toen zelf maar gaan slapen. Ventileren kon je er niet; de muur was helemaal beschimmeld.” Haar man: „De oudste meiden heb ik op een gegeven moment gevraagd of ze in de schuur wilden slapen. Steenkoud was het daar in de winter.”
Eigen schuld, hoort het echtpaar wel eens achter zijn rug om. Bogert: „Buitenstaanders zeggen wel: Dan moet je maar niet zoveel kinderen nemen. Maar eerlijk is eerlijk, de gemeente heeft zoiets nog nooit gezegd.” In één adem: „Dat is maar goed ook, anders klaag ik de gemeente aan wegens discriminatie.”
Gezeten in de -nu zeer ruime- woonkamer boven zijn loods haalt Bogert zijn dossiers tevoorschijn uit een attachékoffertje. Uit gemeentelijke correspondentie uit de jaren negentig, deels gevoerd door de vorige eigenaar van de grond, blijkt dat de gemeente -mits voldaan zou worden aan de wet geluidshinder- in principe geen moeite had met de bouw van een woning. „Zie je wel! Pas later hebben ze dat teruggedraaid, terwijl er in de buurt wel andere huizen werden gebouwd. De gemeente meet met twee maten.”
De betrokken wethouder, SGP’er K. A. Heijboer, bestrijdt die visie, maar wil er niet diep op ingaan. „Als het gaat om de geldigheid van gemeentelijke brieven, wacht ik liever de uitspraak van de rechter af.”
Bemiddelaar
In het gesprek dat Heijboer samen met burgemeester W. Nuis donderdag met Bogert voerde, was ook de kerkenraad van de oud gereformeerde gemeente van Sint-Maartensdijk -waarbij het gezin Bogert is aangesloten- aanwezig. Het college had de kerkenraad daar zelf om gevraagd. „Wij vinden dit zo’n gevoelige zaak dat we een bemiddelaar zochten”, legt Heijboer uit. „Die hebben we gevonden in de kerkenraad.”
Van mogelijke burgerlijke ongehoorzaamheid van hun kant willen de Bogerts niet horen. Bogert: „Ik sta in mijn recht, dat weet ik zeker.” Het huis laten kraken door zijn dochter was illegaal, en dat de familie er nu überhaupt zit is ook illegaal - dat geeft Bogert meteen toe. „Maar wat moesten we anders? We konden niet langer blijven zitten in Oud-Vossemeer.”
Klein loontje
De gemeente heeft het gezin inmiddels twee gekoppelde woningen aangeboden in Poortvliet, met een eventuele mogelijkheid van huursubsidie. Bogert wil daar niet van horen. „Huursubsidie? Dat krijg je pas als je honger lijdt. Wij kunnen de huur niet betalen. We zijn een groot gezin, niet verzekerd, en we nemen ook geen kinderbijslag aan. We vinden dat we voor onszelf moeten zorgen. Ik heb maar een klein loontje, dus we moeten wel hier blijven, bij het bedrijf.”
De gemeente heeft donderdag gezegd handhavend te zullen optreden als Bogert in november nog niet weg is. „Maar als tussenoplossing willen we zo veel mogelijk meedenken”, zegt Heijboer. „Ook voor ons is dit een heel vervelende situatie. We houden als gemeente in elk geval de twee woningen in Poortvliet aan, zodat ze daar meteen in kunnen trekken als ze dat willen. Het is een hele tere zaak. Als het aan ons ligt, zal het niet gebeuren dat het gezin op straat wordt gezet.”