Binnenland

Hoop en vrees over de digitale generatie

DEN HAAG - Internet biedt niet alleen plezier. Jongeren zijn soms ook slachtoffer van de nieuwe mogelijkheden. Het informatietijdperk brengt nieuwe dilemma’s voor opvoeders, constateert cultuursocioloog Christian van ’t Hof van het Rathenau Instituut. „Toch is er geen digitale generatiekloof.”

Ewout van der Staaij
15 May 2006 11:58Gewijzigd op 14 November 2020 03:45

Het maandagmiddag door het SCP en het Rathenau Instituut gepresenteerde ”Jaarboek ICT en Samenleving 2006” laat aan duidelijkheid niets te wensen over: het ontbreekt de overheid aan een duidelijk beeld van de gebruikers van nieuwe media.Van ’t Hof (34), projectleider en medeopsteller van het jaarboek, vindt het hoog tijd dat de regering verder kijkt dan alleen naar alle technische mogelijkheden. „We zullen zeker nog meer draadloos internetten en gebruikmaken van breedbandverbindingen. Maar wat willen de gebruikers ermee?”

Vraag: Jongeren zitten veel op internet. In het boek heten ze de digitale generatie. Wat zijn de kenmerken daarvan?

„Jongeren gebruiken internet niet zozeer als informatiebron, maar vooral als communicatiemiddel. Ze doen dat ook intensief. Nieuwe media ondersteunen deze jongeren in het vormen van hun sociale netwerk. De mythe van de chattende zombie is een lachertje. Jongeren sluiten online vriendschappen, maar houden die offline ook aan. Zo lopen de virtuele wereld en de niet-virtuele in elkaar over.”

Vraag: Het probleem voor veel opvoeders is dat ze totaal geen zicht hebben op het virtuele jongerendomein, terwijl er regelmatig misstanden aan het licht komen.

„Een aantal ouders leeft inderdaad vanuit de vrees dat internet alleen maar schade toebrengt. Maar ik zie ook hoopvolle zaken. Mijn werk als onderzoeker is enorm kennisintensief. Informatie veroudert echter snel. Als de digitale generatie straks mijn werk zal overnemen, vermoed ik dat zij veel meer mensen kent die hen verder kan helpen om aan bepaalde informatie te komen. De digitale generatie heeft een veel groter netwerk waar ze een beroep op kan doen, dan dat ik nu heb.

Daarnaast proef ik bij de digitale generatie een enorme betrokkenheid bij maatschappelijke thema’s. Ze praten volop over actuele onderwerpen via msn of op internetfora.”

Vraag: Ouders staan erbij en kijken ernaar?

„Het blijft zeker een taak voor ouders om hun kinderen op internet in de gaten te houden. Nog steeds hebben veel kinderen op hun eigen slaapkamer een computer met internetverbinding en staat ’s nachts hun mobieltje aan. Uit onderzoek blijkt dat alleen al het plaatsen van de internetcomputer beneden aanzienlijk helpt tegen dwangmatig internetgebruik en wangedrag als pesten. Ouders hoeven echt niet constant mee te kijken. Het idee dat er toezicht is, werkt al preventief.”

Vraag: Veel volwassenen ervaren een digitale kennisachterstand.

„Er is geen digitale generatiekloof. Er is wél een kloof tussen intensieve internetters en mensen die niet of nauwelijks op internet komen. In iedere klas zitten er een paar jongeren die daar geen interesse in hebben. Tegelijkertijd zijn er genoeg ouderen die vanwege hun werk of hobby via een cursus leren internetten. Natuurlijk leren jongeren nieuwe mogelijkheden eerder en sneller.

Opvoeders moeten niet van hun zwakte uitgaan, maar van hun sterkte. Jongeren zoeken informatie op internet en maken dan snel een prachtig werkstuk? Prima. Docenten hebben dan vanuit hun levenswijsheid de taak de bredere context van een verhaal te vertellen.”

Vraag: In het jaarboek wordt gesteld dat de overheid steken laat vallen in het ict-beleid. Waaruit blijkt dat?

„De overheid denkt nog altijd vanuit het oude hiërarchische kader, bijvoorbeeld: „We hebben een cultuurproduct en dat zullen we even overdragen aan de jongeren.” Zo werkt dat niet. Jongeren zijn geen consumenten meer, maar ze consumeren én produceren tegelijkertijd via internet. Zoals bij muziek.”

Vraag: De raad voor cultuur wil in het onderwijs meer aandacht voor mediawijsheid. Terecht?

„Ja. Ik hoor jongeren wel eens zeggen: „Op de basisschool zeiden de leerkrachten: Op de middelbare school leren ze hoe je om moet gaan met internet. En op de middelbare school zeiden de docenten: Dat leggen we nu niet meer uit, want dat zullen jullie wel op de basisschool hebben gehad.”

Jongeren hebben er behoefte aan om zo jong mogelijk omgangsvormen op internet te leren. Mediawijsheid is een lastig begrip. Voor mij staat het zo goed als gelijk aan het doorgeven van levenswijsheid.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer