Gebed
Zijn er dan nog in dit land en aan deze plaats, die wij wel vertrouwen? Die een indruk hebben van dat geduchte Opperwezen? Die aan Zijn verbond, doop en avondmaal willen vasthouden en die dit op deze dag plechtig met Hem willen vernieuwen?
Ik beken, mijn hart is zo hard, dat ik geen tranen van boetvaardigheid kan storten. Dat, terwijl ik toch wel dag en nacht luidkeels over mijn misdaden mag schreien. O Heere, Gij weet dat niet ik, maar Gij alleen meester van mijn hart bent. U kunt het buigen en breken naar Uw welbehagen. Daarom keer ik mij tot U, ik geef het in uw hand en ik bid U om Uw hulp en bijstand. O God, verbreek en verbrijzel toch mijn stenen hart. Reinig het in de bloedfontein van Uw Zoon en verlicht het door Uw Heilige Geest. Bekeer mij dan, Heere, zo zal ik bekeerd zijn. Hoor mijn zuchtingen en verhoor mij om uws Zoons wil.Overpeins de inhoud van dit gebed. Wordt u daarvan iets gegund van de hemel, wees dan op uw hoede om na het eindigen van deze bededag te blijven denken aan uw belofte, die u de Heere in het verborgen gedaan hebt.
W. Themmen, predikant te Arnhem (”Kerk en burgerstaat”, 1748)