Bedank niet te snel voor ambtelijk werk
Kerkenraden merken steeds vaker dat kandidaat-ambtsdragers in de overweging van een roeping tot het ambt niet alleen met geestelijke maar ook met rationele, zakelijke argumenten rekenen. Volgens D. Koole mag een kandidaat die gehoor geeft aan de roeping erop vertrouwen dat God hem zal helpen de consequenties op te vangen.
Kerkenraden hebben er in veel gevallen moeite mee om geschikte ambtsdragers te vinden. De klachten daarover beperken zich niet tot gemeenten die door ontvolking van steden aan uitdunning en vergrijzing lijden, men kampt er ook mee in gemeenten die qua omvang, samenstelling en leeftijdsopbouw over voldoende ambtelijk potentieel zouden moeten beschikken. Er zijn gemeenten waarin tot op hoge leeftijd op ouderen een beroep moet worden gedaan; verlenging van ambtsperioden is geen ongewoon verschijnsel. Bij niet weinig jonge mensen staat de bereidheid tot het bijzonder ambt in de kerk van Christus op gespannen voet met maatschappelijke aspiraties.Op het gereformeerde erf heeft heel lang de opvatting gegolden dat op een roeping tot het ambt niet anders dan positief kon worden beslist. Tussen de verkiezing door de gemeente en de roeping van Godswege stond in zekere zin een isgelijkteken en alleen zwaarwegende argumenten konden ertoe leiden dat aan iemand ontheffing van de benoeming werd verleend. In bepaalde vleugels van de gereformeerde gezindte geldt die opvatting nog altijd.
De tijden zijn echter veranderd en in de overweging van een roeping tot het ambt wordt vandaag niet alleen met geestelijke, maar ook met rationele, zakelijke argumenten gerekend. Misschien moet zelfs worden vastgesteld dat er kerken zijn waarin bij niet weinigen de laatste prevaleren boven de eerste. Een kerkelijk ambt wil men eventueel wel waarnemen, maar alleen voor zover dat in het eigen levensprogramma is in te passen.
Biddende overweging
Wat de orthodoxe kerken van gereformeerde signatuur betreft, kan worden gezegd dat voor een roeping tot het ambt in de gemeente van Christus niet al te gemakkelijk zal worden bedankt. Als het besef leeft dat in de stem van de gemeente de stem van de Heere der kerk doorklinkt -en de Bijbel geeft grond voor dat besef- dan zal een beslissing in positieve of negatieve zin altijd het resultaat zijn van een serieuze en biddende overweging van de factoren die onder ogen moeten worden gezien.
De eerste en ongetwijfeld belangrijkste vraag die een gekozene sterk kan bezighouden is: Beantwoord ik wel aan de eisen die Gods Woord aan de ambtsdrager stelt en beschik ik over voldoende voorwaarden om het bijzondere ambt op de vereiste wijze uit te oefenen? Ben ik voldoende toegerust om aan de gemeente geestelijk leiding te geven of er diaconaal met vrucht in bezig te zijn?
Is men met deze vraag in het reine gekomen, dan dient zich bij niet weinigen het probleem aan van de spanning tussen ambt en gezin. Aanvaarding van een ambt in de kerk van Christus betekent dat een belangrijk deel van onze vrije tijd wordt geïnvesteerd in de dienst van God. Misschien moet worden gezegd dat dit in beginsel van elke gelovige geldt, maar voor hen die het bijzonder ambt bekleden geldt het wel heel in het bijzonder. Elke week zal de vrouw haar man een of meer avonden moeten afstaan voor het werk in de gemeente. Dit probleem zal alleen dan goed op te vangen zijn wanneer én de man én de vrouw de dienst van de Heere zó zijn toegedaan, dat zij beiden bereid zijn dit offer te brengen.
Honderdvoud
Heeft de kandidaat-ambtsdrager ook kinderen, dan kan zijn beslissing erg worden bemoeilijkt door de gedachte dat de omgang met zijn kinderen sterk zal verminderen. Daarbij maakt het geen groot verschil of het om jonge kinderen of om pubers gaat. Vooral in deze tijd vraagt een serieuze, christelijke opvoeding van onze kinderen een goed samenspel tussen man en vrouw. Daarop mag niet een te grote wissel worden getrokken. Vaststaat dat iedereen die tot een kerkelijk ambt wordt geroepen niet mag voorbijzien aan het gezin. De eerste verantwoordelijkheid van elke ambtsdrager ligt in zijn eigen gezin. Verwaarlozing van die verantwoordelijkheid kan hem duur komen te staan.
Wat moet een kandidaat-ambtsdrager die in de afweging van zijn verantwoordelijkheden het nemen van een beslissing erg moeilijk vindt, worden aangeraden? Wanneer bij hem de overtuiging is gegroeid dat in de verkiezing door de gemeente de roeping van de Heere der kerk doorklonk, mag hij om te beginnen vertrouwen dat God hem zal helpen in het opvangen van de consequenties die aan de opvolging van die roeping verbonden zijn.
Bij het gehoorzaam zich ter beschikking stellen, mag de geroepene in gedachten nemen wat Jezus in Markus 10:28-31 zegt over het loon van het volgen van Hem: „Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand, die verlaten heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijnentwil en des Evangelies wil, of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.” In beginsel zal er ook in het leven van de ambtsdrager van vandaag iets van die radicale overgave en spontane toewijding aan de dienst van God moeten zijn.
Liefdevol overleg
Verder moet de te nemen beslissing mede het resultaat zijn van liefdevol overleg tussen man en vrouw, waarbij wordt nagegaan hoe de vrije tijd tussen kerk en gezin evenwichtig kan worden verdeeld. Dient men eenmaal in het ambt, dan kan een belangrijk deel van de spanning tussen ambt en gezin worden weggenomen doordat de ambtsdrager zijn gezin in de vreugden en zorgen van het ambt laat delen. Sterker nog, wanneer de ambtsdrager zijn gezin in zijn ambtelijk werk betrekt en wanneer wordt gevoeld dat het werk wordt gedaan vanuit een levende en innige relatie tot de Heere God, zal dat in veel gevallen kunnen betekenen dat in het gezin een geestelijke sfeer groeit van waaruit men man en vader voor dit werk met liefde afstaat.
De auteur is ouderling in de christelijke gereformeerde kerk van Den Haag-Zuid en onder andere medeauteur van het boek ”Verricht uw dienst ten volle. De ouderling in de praktijk”.