Vingeroefeningen voor een roman
Titel: ”De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen”
Auteur: Joost Zwagerman (samenst.)
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2005
ISBN 90 446 0646 8
Pagina’s: 1600
Prijs: € 45,-.
Is een kort verhaal een vingeroefening voor het echte werk: een roman? Of is het juister om te stellen dat een roman een kern -een kort verhaal- bevat plus ’opvulsel’? Joost Zwagerman neigt ertoe de laatste opvatting te huldigen. Hij heeft een passie voor het korte verhaal, wat geresulteerd heeft in een bloemlezing van maar liefst 250 korte verhalen. Joost Zwagerman heeft gelijk: het korte verhaal wordt ondergewaardeerd. Als een romanschrijver met een bundel verhalen komt, zeggen recensenten: „Een mooie staalkaart van zijn kunnen.” Of: „Vingeroefeningen voor een roman.” Zulke kwalificaties verraden dat het korte verhaal niet beschouwd wordt als een volwaardig genre. Het gaat blijkbaar uiteindelijk toch vooral om de romans.
In Amerika ligt dit anders. Het korte verhaal staat daar hoog aangeschreven. Zwagerman verwijst naar Frank O’ Connor, die in 1963 ”The lonely voice” publiceerde, een beschouwing over het korte verhaal. Hierin zette hij uiteen wat de eigenheid is van het genre en noemde hij het korte verhaal de nationale kunstvorm van Amerika. Dat is nogal dik aangezet, maar dat neemt niet weg dat in zijn typeringen van het korte verhaal veel waardevols zit.
Zo is in een kort verhaal het tijdsverloop veel minder nadrukkelijk aanwezig dan in een roman. Omdat alles zich in kort bestek voltrekt, moet er bovendien veel worden weggelaten. Dat vraagt van de lezer een intensieve leeshouding. Toch leidt dit niet zo sterk tot identificatie met een hoofdpersoon, omdat de lezer maar tamelijk kort een ’verhouding’ heeft met de personages.
De Tsjechisch schrijver Milan Kundera verwoordde een interessante kijk op het korte verhaal. Hij schreef: „Romanschrijvers tekenen de kaart van het bestaan door deze of gene menselijke mogelijkheid te ontdekken.” Een kort verhaal zou slechts een ”scheursel” of een ”splinter” uit die ”kaart van het bestaan” presenteren.
Dit is allemaal best een beetje waar en ook wel interessant. Een kort verhaal heeft een bepaalde eigenheid. Maar het gaat allemaal maar ten dele op. Hoef je bij een roman niet zo op te letten, wordt het je dan allemaal in de schoot geworpen? Is het tijdsverloop altijd bepalend in een roman? Kan een roman niet halt houden bij een splinter inzicht?
Hoeveelheid woorden
Het verschil tussen een roman en een kort verhaal is uiteindelijk relatief. Proza blijft proza. Je kunt niet beweren met een ander soort tekst te maken te hebben. Tussen poëzie en proza gaapt echt een kloof, het zijn twee verschillende tekstsoorten. Net zoals een limerick en een preek van elkaar te onderscheiden zijn (in de regel). De hoeveelheid woorden is toch slechts een ondergeschikte eigenschap?
Toegegeven, definiëren is moeilijk. Er zijn korte verhalen van uiteenlopende lengtes. Zwagerman legt -na zijn poging het verschil tussen een roman en een kort verhaal inhoudelijk te verdedigen- de bovengrens bij 10.000 woorden.
Maar dit zijn allemaal bespiegelingen, het gaat natuurlijk om de verhalen. En dan is zonneklaar dat Zwagerman dit genre een geweldige dienst heeft bewezen door er 250 te verzamelen in een lijvige band. Er zijn verhalen van de bekende verhalenschrijvers, maar ook veel verhalen van auteurs die zich verder vooral hebben toegelegd op het genre van de roman.
Het aardige is dat in de keuze van Zwagerman ontwikkelingen zichtbaar zijn van de Nederlandse literatuur uit de twintigste eeuw. De naturalisten met hun nadruk op zielenroerselen zijn aan het begin van het boek te vinden, later wordt het proza kaler, nog weer later is het enigszins verward (postmodern).
Realisme
Globaal kun je stellen dat ondanks vreemde capriolen het Nederlandse proza weer op realistische bodem is terechtgekomen. Algemeen gesproken natuurlijk, maar de tijd van vormtechnische experimenten vanuit een ideologische motivatie -zoals bij Ander Proza in de jaren zeventig- lijkt voorbij te zijn.
Een boekwerk als dit bevat een uiteenlopend palet aan proza. Smaken verschillen, literatuuropvattingen verschillen. De ene lezer zal getroffen worden door F. B. Hotz, een ander door Couperus. Of door Raes, Hermans, Du Perron, Vandeloo of Vestdijk. Voor elk wat wils dus, de keuze is ruim genoeg. Een ideaal boek voor op het nachtkastje - als je liggend in bed tenminste in staat bent om een boek van 1810 gram vast te houden.