Exporteurs gericht op oude markten
China, Roemenië, Turkije: de lijst van landen met snelgroeiende en dus kansrijke economieën wordt steeds langer.Wie er als ondernemer nog geen voet aan de grond heeft, zou de boot wel eens kunnen missen, zo luidt het nieuwe adagium. Toch blijft de gemiddelde Nederlandse exporteur vooralsnog sterk gericht op oude markten.
„Uitvoer naar Bulgarije en Roemenië stijgt fors”, kopte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze week. En terecht: de uitvoer van Nederlandse goederen naar deze twee toekomstige EU-lidstaten steeg in de periode 2000-2005 flink. De export naar Roemenië verdubbelde en de uitvoer naar Bulgarije steeg met bijna 85 procent.Ondanks de hoge stijgingspercentages is het aandeel van de handel met deze landen (veelal machines, computers en auto’s) in de totale uitvoer van Nederland nog altijd uiterst beperkt. De export naar Roemenië bedroeg in 2005 825 miljoen euro, wat overeenkomt met 0,3 procent van het Nederlandse totaal.
Naar Bulgarije werd in het afgelopen jaar voor 299 miljoen euro aan goederen verscheept. Dat levert het land een bescheiden aandeel op in de totale Nederlandse uitvoer van 0,1 procent.
Die kanttekening lijkt exemplarisch voor meer ’veelbelovende’ landen. Toch probeert menig ondernemer, uit angst de boot te zullen missen, met man en macht voet aan de grond te krijgen in landen uit het voormalige Oostblok, Turkije en met name China. Want vooral de opkomende Chinese middenklasse -die naar schatting 50 tot 80 miljoen personen omvat- doet de harten van Nederlandse handelaars sneller kloppen.
Ook in het geval van China blijkt er echter sprake van veel woorden maar vooralsnog niet heel veel daden. Want hoe „explosief” de handel met China ook stijgt, de export richting het land blijft relatief beperkt. Hoewel in de eerste tien maanden van vorig jaar de uitvoer (vooral machines en chemische producten) naar China met 43 procent in waarde steeg, is het land slechts goed voor 0,9 procent van de totale Nederlandse export. China is daarmee als afzetmarkt ongeveer even belangrijk als Turkije en ligt nog op ruime achterstand ten opzichte van landen zoals Finland, Ierland en Polen.
Qua invoer is China overigens een stuk imposanter. Het land heeft inmiddels Frankrijk verdrongen van de vijfde plaats in de rangorde van belangrijkste Nederlandse handelspartners. Hierbij moet echter worden aangetekend dat verreweg het grootste deel van de Chinese invoer bestemd is voor doorvoer naar het Europese achterland. Omdat deze goederen in Nederland vaak nog een kleine bewerking ondergaan (assemblage of verpakking) worden ze toch als invoer in Nederland geboekt.
De arm van de gemiddelde exporterende Nederlander reikt klaarblijkelijk nog niet zo heel ver. Uit de onlangs gepresenteerde Exportthermometer van het sociaaleconomisch beleidsonderzoeksbureau EIM blijkt dat nog altijd driekwart van alle Nederlandse industriële export verscheept wordt richting de vijftien oude lidstaten van de Europese Unie.
Duitsland blijkt nog immer met afstand Nederlands belangrijkste handelspartner: ruim een kwart van alle export wordt afgezet bij onze oosterburen. België is een goede tweede, gevolgd door Groot-Brittannië en Frankrijk. Italië sluit de top vijf van belangrijkste handelspartners.
Volgens EIM ligt er een geglobaliseerde wereld open voor de Nederlandse exporteur. Het bureau noemt als oorzaak voor het onbenutte exportpotentieel -geschat op maar liefst 55 miljard euro- dat Nederlandse ondernemers relatief moeilijk de gebaande handelspaden durven te verlaten. Vooral het midden- en kleinbedrijf zou veel barrières ondervinden om verder de wereld in te gaan. Naast hoge kosten en ingewikkelde wet- en regelgeving blijken ook taalverschillen en culturele diversiteit dikwijls onoverbrugbaar.
Ook voor dit jaar ziet de Nederlandse ondernemer meer heil in het bespelen van de oude markten, getuige het rapport ”Trends in Export 2006”, uitgebracht door kredietverzekeraar Atradius en exportorganisatie Fenedex. Nederlandse exporteurs geven in meerderheid aan zich in 2006 vooral te richten op verdieping van de bestaande afzetmarkten in plaats van het aanboren van nieuwe markten.