Mairang herdenkt revival 1906
BUNNIK - „Jaloersmakend.” Zo wil drs. J. van Heijst de recente ”revival centenary celebration” in Noordoost-India toch wel typeren. Duizenden en nog eens duizenden mensen, behorend tot de Presbyteriaanse Kerk van India, waren naar het dorp Mairang gekomen om er de opwekking van 1906 te herdenken. „Ik ben buitengewoon onder de indruk geraakt.”
In zijn studeerkamer laat het oud-moderamenlid van de Protestantse Kerk wat beelden zien. Files van wel 40 kilometer lang. Een enorm stadion, schitterend gelegen in de uitlopers van de Himalaya. En overal mensen - zo’n 300.000 in totaal. Op de tribunes, op de berghellingen rondom, overal.Ze luisteren, ze zingen, afwisselend in het Engels en in het Khasi, de lokale stamtaal. „Ah Trai phah Ribaibal”: O Heere, zend een opwekking. „En”, vervolgt het lied, „laat die beginnen bij mij. Doop mij, Heere, met het vuur van de Heilige Geest. Verwarm mij met het vuur van de Heilige Geest. Doe uw kerk herleven, maar laat dat beginnen bij mij. Geef mij de kracht om uw heilige Naam te verbreiden.”
Het lied klonk tijdens de tweedaagse ”celebration”, eind vorige maand, vele malen. Van Heijst woonde de viering, in de deelstaat Meghalaya, samen met PKN-scriba dr. B. Plaisier bij. „Je moet het je zo voorstellen: de mensen kwamen overal vandaan, niet alleen uit Meghalaya, maar zelfs helemaal uit Mizoram (een van de andere zes deelstaten van Noordoost-India; red.). Velen van hen spraken een andere taal dan het Khasi. Toch wilde men, naast de Engelse liederen, één lied gezamenlijk in het Khasi zingen. Dus iedereen had het revivallied geleerd: Ah Trai phah Ribaibal.”
Onvoorstelbaar
Eigenlijk is wat er in de achterliggende eeuw in deze uithoek van India is gebeurd bijna onvoorstelbaar, zegt Van Heijst. Hij pakt de kaart erbij, laat zien hoe Noordoost-India slechts door een smalle strook land is verbonden met het grote India. Het -zwaarbewaakte- gebied wordt omgeven door Bangladesh, Tibet, Bhutan, China en Birma, landen die militaire verdediging noodzakelijk maken.
Hier, in deze „wonderlijke puist van India”, komen in 1841 de eerste zendelingen van de Methodistische Kerk van Wales aan. In Meghalaya brengen ze het Evangelie, via de „methode” van hun grote voorman John Wesley.
Veel vrucht op hun werk onder de overwegend animistische bevolking zien ze aanvankelijk echter niet. Het aantal mensen dat overgaat naar het christendom is gering.
In 1894 bereiken de eerste zendelingen Mizoram. Her en der ontstaan kleine gemeenten, „zeer verspreid en zeer klein in aantal.” Samen met de gemeenten in de andere deelstaten vormen ze uiteindelijk de Presbyterian Church of India (PCI).
Eind negentiende eeuw wordt in Wales, aldus Van Heijst, het verlangen naar een revival, een opwekking, steeds groter. „Daar wordt ook vurig om gebeden, veelvuldig. En in Wales hééft in de jaren 1904, 1905 een geweldige opwekkingsbeweging plaats.”
In 1906 houdt de PCI in Mairang, bij Shillong, een generale synode. „Hieraan wordt een revivalbijeenkomst gekoppeld. Ik heb er juist vanmorgen nog wat over zitten lezen. De opwekking in Wales was heel sterk voorbereid in de plaatselijke gemeenten. Er werd hartstochtelijk om gebeden, in het volle besef dat een opleving begint met zondebesef, met bekering. Dat gebeurde in Noordoost-India in de maanden vóór de revival ook. En er kwamen zo’n 7000 mensen naar de bijeenkomst in Mairang.”
Presbyteriaanse deelstaten
Het effect hiervan was groot, zegt hij. „In 1906 ontstond vooral in de deelstaten Meghalaya en Mizoram een beweging die Gods Woord onder de bevolking wilde verspreiden, vanuit de gedachte: Dit mogen we niet voor onszelf houden, hier moeten onze stam- en landgenoten ook van horen.”
Er kwamen evangelisten, er werden ziekenhuizen gesticht, en tal van scholen. „Op dit moment behoort een belangrijk deel van de bevolking tot de Presbyteriaanse Kerk, in Mizoram wel 95 procent. Nog elk jaar groeit de kerk met 4 procent. De PCI telt inmiddels meer dan 1 miljoen leden.”
Dit zijn dingen, zegt Van Heijst, „die je eigenlijk niet met droge ogen kunt vertellen. Meghalaya en Mizoram zijn eigenlijk presbyteriaanse deelstaten geworden. De premier van Meghalaya behoort tot de PCI, de voorzitter van het parlement ook. Beiden namen ook deel aan de bijeenkomst in Mairang. Dat is toch niet voor te stellen?”
De Protestantse Kerk is, via haar hulporganisatie KerkinActie, de tweede donor van het werk van de PCI. De eerste is de Presbyteriaanse Kerk van Wales, de moederkerk.
Afhankelijk
Is het in deze deelstaten dan allemaal goud wat er blinkt? „Zeker niet”, zegt het oud-moderamenlid. „Dat er ter gelegenheid van het eeuwfeest opnieuw een revivalbijeenkomst was georganiseerd, had ook als reden dat men wéér zo’n opwekking als honderd jaar geleden wil zien. Verder wil men het missionaire werk een sterke impuls geven en gehoor geven aan de oproep van de synodepreses van de PCI om het sociale werk onder niet-christenen krachtig aan te pakken.
Aan de andere kant: Als je ziet hoe de PCI nog steeds groeit, hoe groot de betrokkenheid van de jongeren is, hoe sterk ook het kerkbesef is, dan doet dat je wat, dan maakt dat je jaloers. Mensen komen openlijk uit voor hun geloof, getuigen ervan, voelen zich afhankelijk van boven.”
Eén voorbeeld, zegt hij. „Op zaterdag ontstond er een regenbui zoals die alleen daar maar kan voorkomen. Spontaan werd er gebeden, door die duizenden mensen, of het droog mocht worden. En dan sta je daar tussen, onwillekeurig denk je aan Elia. En dan wordt het droog, en beleven die mensen dat echt als een verhoring van hun gebed. Dat is toch iets geweldigs?”
In Mairang, zegt Van Heijst, „hebben we mogen beleven dat de kerk elders op de wereld gelukkig nog meer groeit dan dat ze hier in het Westen afneemt. Dan vraag je heel voorzichtig aan God of Hij hier misschien ook nog eens zo’n revival wil geven.”