De 40-jarige J. van M. uit Hoorn kreeg dertig uur taakstraf opgelegd, de 37-jarige S. P. uit Zwaagdijk-West kreeg een boete van 275 euro.Een derde bewaarder werd vrijgesproken. Tegen de drie was door het openbaar ministerie zes maanden cel geëist, waarvan drie voorwaardelijk. De cipiers moesten op 12 september 2004 ingrijpen toen een gedetineerde uit de isoleercel dreigde te ontsnappen. Dit resulteerde in een, volgens de bewaarders, „gevecht op leven en dood.”

Meerdere collega’s schoten de verdachten hierbij te hulp. Het slachtoffer liep hierbij enkele gebroken tanden en een gebroken gebitsprothese op. Twee van de drie vervolgde bewaarders moesten hun verwondingen in het ziekenhuis laten behandelen.

Een intern onderzoek pleitte de mannen in eerste instantie vrij, maar de zaak kwam na een melding van een collega-bewaarder alsnog bij de rijksrecherche terecht. Dat leidde tot vervolging door het OM. Dat stelde tijdens de behandeling van de zaak dat de drie bewaarders absoluut over de schreef waren gegaan.

Het OM sprak van buitensporig geweld en was van mening dat de mannen een zwaardere straf moesten krijgen dan een burger in een soortgelijke situatie. Dit omdat zij als werknemers van de overheid een voorbeeldfunctie hebben.

De rechtbank ging hierin mee en stelde dat aan het handelen van professionals hogere eisen mogen worden gesteld. Van M. en P. hebben in dat kader volgens het vonnis „een grens overschreden.”

De rechtbank acht bewezen dat Van M. nadat de gedetineerde onder controle was gebracht, hem nog enkele schoppen tegen het hoofd heeft gegeven. P. gaf het slachtoffer nog enkele klappen met de vlakke hand. Van de 39-jarige L. de H. uit Purmerend kon volgens de rechtbank niet worden bewezen dat hij „ongepast geweld” heeft gebruikt.

Bij het opleggen van de straffen hield de rechtbank rekening met het gegeven dat de zaak de verdachten niet in de koude kleren is gaan zitten. Het was voor hen een „traumatische gebeurtenis” en de drie zijn bovendien maandenlang geschorst geweest.