SFOR arresteert opnieuw Servische verdachte
Duitse en Franse troepen van de internationale strijdmacht in Bosnië-Herzegovina (SFOR) hebben dinsdag een verdachte Serviër opgepakt in de streek rond Foca. Het gaat om de 33-jarige Radovan Stankovic. Hij wordt er samen met zeven anderen van beschuldigd systematisch islamitische vrouwen te hebben verkracht in de oorlogsjaren 1992 en 1993.
Volgens een plaatselijke politieagent had Stankovic er genoeg van door SFOR te worden opgejaagd en gaf hij zich over.
De Serviërs grepen in het voorjaar van 1992 de macht in het Bosnische Foca, waarop een maandenlange campagne van massale verkrachtingen volgde. Stankovic zou het bevel hebben gevoerd over een pand in Miljevina waar moslimvrouwen gevangen werden gehouden en werden mishandeld en verkracht.
Verschillende verdachten in deze zaak zijn reeds tot lange straffen veroordeeld door het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. In februari 2001 schreef dat tribunaal geschiedenis door de talrijke verkrachtingen in de regio Foca aan te merken als ”misdaden tegen de menselijkheid.”
Stankovic had maandenlang een soort seksslavernij in huis. Dat gebouw is vaak genoemd in een eerder proces dat het Joegoslavië-tribunaal over de massale verkrachtingen in Foca heeft gehouden.
Volgens de tenlastelegging was Stankovic de baas in dat huis en „runde hij het alsof het een bordeel was.” Sommigen van de gevangen gehouden moslimmeisjes waren pas 12 jaar oud.
Met name de getuigen die voor hun eigen bescherming als FWS-75 en FWS-87 worden aangeduid, heeft Stankovic volgens de tenlastelegging herhaaldelijk vaginaal en anaal verkracht. Eén vrouw vertelde tijdens het proces dat zij 150 keer was verkracht.
De moslimmeisjes en -vrouwen werden niet alleen verkracht, maar moesten ook in huis werken: koken, de Servische uniformen wassen, het huis schoonmaken. De aanklacht duidt op misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden: verkrachting, tot slaaf maken en schendingen van de menselijke waardigheid.
Voor de massaverkrachtingen in Foca zijn eerder drie Bosnische Serviërs tot celstraffen oplopend tot 28 jaar veroordeeld.
De Bosnische Serviër Miroslav Deronjic, die zondag vlak bij Srebrenica is opgepakt, werd vanmiddag voor het eerst voorgeleid voor het Joegoslavië-tribunaal. De VN-rechter zou vragen of hij zich schuldig of onschuldig acht aan de beschuldigingen. Hoofdaanklaagster Carla Del Ponte houdt Deronjic medeverantwoordelijk voor de dood van meer dan zestig moslims vlak bij Srebrenica in 1992. De tenlastelegging luidt onder meer moord.
Deronjic had ook een rol bij de val van Srebrenica in 1995. Daarvoor is hij echter niet aangeklaagd.
Van de 103 verdachten die het Joegoslavië-tribunaal heeft aangeklaagd zijn er nu 82 opgepakt. De voormalige Bosnisch-Servische leider Radovan Karadzic en diens generaal Ratko Mladic zijn nog altijd voortvluchtig.
De aanklagers van het tribunaal hebben een hoge Servische politiefunctionaris bereid gevonden te getuigen in het Milosevic-proces. Een sterke vertoning was het verhaal van deze ”insider-getuige” niet, want de getuige bevestigde in de rechtszaal op tal van punten het verhaal van Milosevic. De stelling van de aanklagers dat Milosevic een vooropgezet plan had om de Albanese bevolking uit Kosovo te verdrijven, werd niet bevestigd.
De getuige is plaatsvervangend politiecommandant van een middelgrote Servische stad. Voor zijn eigen veiligheid getuigt hij anoniem en wordt aangeduid als K-25. Hij werd in 1998-’99 voor diverse opdrachten met speciale eenheden naar Kosovo gestuurd. Hij beschreef hoe „Albanese terroristen” van het Kosovo-Bevrijdingsleger (UÇK) wegen blokkeerden en „schoten op alles wat bewoog.”
De enige misdaden die K-25 in Kosovo heeft gezien, werden niet begaan door zijn eigen eenheid, die van elders in Servië naar Kosovo werd gestuurd, maar door plaatselijke politie-eenheden. Dat waren na de ’zuivering’ onder het Milosevic-bewind vrijwel allemaal Serviërs. Zo zag K-25 hoe lokale agenten zes gevangen UÇK-strijders meenamen die nooit meer levend zijn gezien. Ook beschreef hij een confrontatie waarbij mensen van de eenheid van K-25 voorkwamen dat lokale Servische agenten Kosovo-Albanezen afpersten.
Uit dit alles ontstond een beeld waarbij misdaden tegen de Albanese burgerbevolking door Serviërs uit Kosovo werden gepleegd, terwijl de manschappen uit Belgrado die juist probeerden te voorkomen. Dit strookt niet met pogingen van de aanklagers om Milosevic veroordeeld te krijgen volgens het principe van de commandoverantwoordelijkheid.
Tijdens het kruisverhoor antwoordde K-25 op veel vragen van Milosevic gewoon met „ja.” Hij en zijn eenheid hadden geen misdaden begaan en geen geweld tegen burgers gebruikt en zeker geen burgers verdreven. Het was de Servische eenheden er alleen om te doen het terrorisme te bestrijden en een landing van NAVO-troepen te voorkomen.
Als de burgerbevolking al werd meegenomen, dan ging het alleen om een „evacuatie.” Op die manier moest worden voorkomen dat de Kosovo-Albanese burgers in de vuurlinie terechtkwamen. Getuige K-25 bevestigde op Milosevic’ verzoek dat hij zelfs niet op het UÇK mocht schieten, als daardoor burgers in gevaar kwamen. Over de „zogenaamde” deportaties van burgers praatten volgens K-25 alleen maar de Albanezen: „Ja, die vertelden allerlei verhalen.”
Ex-president Milosevic mag het kruisverhoor van K-25 woensdagochtend voortzetten.