Cultuur & boeken

Landschappen leven te kort

Titel: ”Nog in morgens gemeten”
Auteur: Koos van Zomeren
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2006
ISBN 90 295 6392 3
Pagina’s: 320
Prijs: € 16,95.

Enny de Bruijn
3 May 2006 08:22Gewijzigd op 14 November 2020 03:43

Schrijver, dichter en columnist Koos van Zomeren keert in zijn jongste boek terug naar zijn land van herkomst: Herwijnen. Wat is er gebeurd met het landschap, de laatste halve eeuw? En hoe heeft dat de bewoners van het Gelderse dorp veranderd? Van Zomeren is somber over de ontwikkelingen: verdwenen geschiedenis, verdwenen natuur, verdwenen armoede en verdwenen karakter. ”Nog in morgens gemeten” heet Van Zomerens boek, en het heeft me een nogal confronterende leeservaring bezorgd. Ik herken de personen, trefzeker getypeerd, ik herken de landschappen en de huizen. Dit boek gaat over mijn eigen land van herkomst, en het is mijn eigen familie die er een hoofdrol in speelt.

Maar misschien werkt juist daarom het totaalbeeld in mijn geval nogal vervreemdend. Tenminste, op sommige momenten. Was Herwijnen echt zo’n dorp vol melodrama, feodale toestanden, analfabeten en heetgebakerde boeren, stropers en ex-NSB’ers, armoede, eer en wraak - een Antoon Coolen of Anne de Vries waardig? Is dát het dorp van al die tamelijk nuchtere, welgestelde, vooruitstrevende mensen die ik ken? En komt dat verschil in waarneming doordat ik eenvoudig niet weet hoe Herwijnen er in de jaren vijftig uitzag, of toch ook door het totaal andere perspectief dat ik heb meegekregen?

Geert Mak
Een roman is ”Nog in morgens gemeten” niet, het is een boek in de traditie van Geert Mak en Chris van Esterik, die iets vergelijkbaars deden met het Friese Jorwerd en het Betuwse Ingen. Mondeling overgeleverde geschiedenis, vermengd met indrukken van de schrijver zelf. Maar als je het verhaal wilt afrekenen op historische geloofwaardigheid -klopt dit nu, is dit echt Herwijnen in de jaren vijftig van de vorige eeuw?-, dan bots je op het feit dat Van Zomeren in de dagboekvorm schrijft. Niks universele waarheid dus, alleen hoogstpersoonlijke indrukken en ervaringen en visies.

Wat dat betreft lijkt dit boek op Van Zomerens eerdere dagboek ”Een jaar in scherven” (1987), waarin hij de wereld van zijn Herwijnse familie vermengde met de herinnering aan zijn eigen politieke wederwaardigheden binnen de Socialistische Partij. ”Nog in morgens gemeten” is een waardige opvolger. Persoonlijk, goed geschreven, vol bespiegelingen over natuur, geschiedenis, leven en dood. In sobere, trefzekere woorden weet Van Zomeren het landschap te bezielen en de mensen tot leven te wekken:

„’Kom je nog weleens op de dijk?’ vroeg ik.

’Jawel’, zei Piet, ’ik ga er nog dikwijls naartoe.’

’En wat doe je dan?’

’Dan sta ik naar de scheepvaart op de rivier te kijken.’

’En als je je omdraait?’

’Dan zie je de polder. Dan zie je de polder. Dat is een lief ding. Dat gaat toch nooit over wer?’”sic

Heimwee
Toch is die polder niet meer wat hij geweest is. Machteloos ziet de schrijver toe hoe de „dreunende vierbaans autogeul” van de A15 de polder doorsnijdt, compleet met het „runenteken” van McDonald’s, hoe er stoplichten op Herwijns grondgebied zijn verschenen en „protserige huizen” aan de rivier, hoe de Betuwelijn zijn sporen trekt en joggers en motorrijders de Waaldijk onveilig maken. Om nog maar te zwijgen van de taal -„het dialect zei dingen niet anders, het zei andere dingen”- waarvan slechts een tongval is overgebleven.

Dat heimwee komt terug in menig gesprek met de oudere bewoners van het dorp. Ze willen niet terug, ze hebben het goed, maar het landschap van vroeger, het dorp van vroeger is herinnering geworden. De paarden zijn afgedankt, de hoogstamboomgaarden verdwenen, net als de arbeidershuisjes in ”het Rot”, de komgronden in de polder en de zandplaten in de rivier. Mechanisering, ruilverkaveling, krotopruiming en een algeheel beschavingsoffensief in de jaren vijftig hebben hun werk gedaan.

Van Zomeren, zelf geboren in 1946, wil erachter komen in hoeverre mensen zich het vroegere landschap nog herinneren, in hoeverre ze zijn veranderd door alle veranderingen om hen heen. Het ganse dorp heeft hij gesproken, zo lijkt het wel, en al die verhalen staan nu opgetekend in zijn dagboek. De arbeiders, de boeren, de plannenmakers van de ruilverkaveling, de familie van de vroegere grootgrondbezitters, de slager, de importjournalist in zijn dijkhuisje en de kunstenares in het Huis den Hoek. Van alle kanten heeft Van Zomeren de zaak bekeken, en dat levert een mooi, genuanceerd beeld op, een mozaïek van personen en verhalen waarin je toch de draad niet kwijtraakt - grote verdienste van de schrijver.

Drama in de polder
Steeds terugkerend onderwerp in al die verhalen is het drama dat zich eind 1951 in de Herwijnse polder afspeelde: het conflict tussen een jachtopziener en een boerenzoon over een nog niet eens gestroopte haas, eindigend in een dodelijk schot. Wat is daar gebeurd? Wie had de schuld? Was er sprake van opzet? Uit alle macht hebben de bewoners van Herwijnen -elk voor zich- geprobeerd een sluitend verhaal van de gebeurtenissen te maken. „Het (dorp) snakte eenvoudig naar een morele inbedding ervan.” Oorzaak en gevolg, misdaad en straf, schuld en boete, oordeel en gerechtigheid - alles, maar geen zinloos toeval of noodlot.

De schrijver zelf komt er niet uit. Hij beseft alleen dat het drama te groot is voor het dorp, te groot ook voor zijn boek. Het valt niet te verbinden aan de aloude tegenstellingen tussen rijk en arm, boer en arbeider, goed en fout in de oorlog, gereformeerd en hervormd. Het is „alleen maar verschrikkelijk, rauw, een open wond naar de toekomst, geen symbool van de oude tijd, geen symbool van de nieuwe tijd, symbool van niets.”

Dat hebben we dus maar te accepteren: dat de waarheid onvindbaar is, dat een verzameling van tegenstrijdige verhalen het hoogste is wat we bereiken kunnen, en dat we er, mét de schrijver, goed aan doen om al die tegenstrijdigheden „te omarmen en te vervolmaken.”

Levensbeschouwing
Daarmee komt iets van de levensbeschouwing van de schrijver in beeld, en op dat punt begint mijn moeite met dit boek. Toegegeven, hij heeft de verhalen van zijn zegslieden gewetensvol opgetekend. Maar het blijft het boek van Koos van Zomeren, de natuur- en dierenbeschermer, de schrijver met gevoel voor drama, de man met socialistische wortels die sceptisch staat tegenover allerlei vormen van kerk en christendom. Dat laatste blijkt niet alleen uit de vloeken die hij meent te moeten bezigen, het blijkt ook uit de manier waarop hij de dominee afschildert -„week in week uit deze hopeloze clichés”- en zijn terloopse vermelding van een keiharde ouderling elders uit het land.

In het algemeen heeft Van Zomeren meer oog voor armoede en klassenproblematiek dan voor religie, en dat is jammer. Hoe kun je nu landschap en bevolking beschouwen zonder dieper op kerk en geloof in te gaan? Geert Mak bijvoorbeeld legde juist een direct verband tussen landschapsgebruik en secularisatie. Vroeger moesten mensen omgaan met dreigende dijkdoorbraken, ziekten in vee en gewas, tegenvallende oogsten, aanhoudende regen of zonneschijn. Gevolg: veel meer afhankelijkheid van God dan bij moderne mensen, die geen contact meer hebben met de grond, die denken dat ze het hele leven via de techniek kunnen beheersen. Maar dat is een theorie die Van Zomeren negeert. Hij constateert alleen dat de mensen veranderd zijn, vergeleken met vroeger, dat ze het mededogen en de innerlijke rust verloren hebben.

Ook bij de nasleep van het drama in de polder gaat hij nauwelijks in op de rol van religie. Slechts een enkel zinnetje laat -misschien ongewild- iets zien van de kracht van het christelijk geloof. „Ze hebben hem niks gedaan, die broers van Lin”, merkt een van de zegslieden op, „die gereformeerden onder elkaar, die hebben dat afgedekt.” Maar een familielid van het slachtoffer denkt er anders over: „Wij zeiden: wij hoeven hem niet te berechten, dat doet een Ander wel.” En later reiken de zoon van de jachtopziener en de broer van het slachtoffer elkaar de hand, onder aan de kansel.

Troost
Intussen krijgt het landschap bij Van Zomeren wél bijna religieuze trekken. Landschappen leven in Nederland nog korter dan wijzelf, stelt de schrijver, dus waar moeten we heen met ons eeuwigheidsverlangen als we ons niet eens meer aan de omgeving kunnen hechten? „Wat doet het ertoe waar je je ooit hebt thuisgevoeld, wat maakt het uit waar je ooit van gehouden hebt? Terwijl de aarde maar doordraait en steeds warmer schijnt te worden, worden onze dromen kouder en kouder.”

Hoewel hij zijn sombere bespiegelingen ook wel weer nuchter relativeert, is het duidelijk dat verdwijnende landschappen de schrijver aangrijpen. Voortdurend onderstreept hij de waarde van natuur en geschiedenis - en dat kan ik heel erg begrijpen en waarderen. Goed dat hij daar aandacht voor vraagt, goed dat hij daarvoor vecht. Toch blijft er na lezing van dit boek maar één gedachte over: wij mensen zoeken tevergeefs troost in de landschappen van deze aarde, even dierbaar en vergankelijk als wijzelf. Hier beneden is het niet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer