Irak en Afghanistan hoog op lijst van `mislukte staten’
WASHINGTON (AP) – Irak en Afghanistan, landen waarop de Verenigde Staten grote invloed hebben doen gelden, nemen respectievelijk de vierde en de tiende plaats in op de zogeheten `Lijst van Mislukte Staten’, een jaarlijkse index van instabiele landen.
De lijst, waarop Sudan de toppositie inneemt, werd dinsdag voor de tweede maal gepubliceerd door Foreign Policy, een aan internationale politiek gewijd Amerikaans tijdschrift, en het Fund for Peace, een Amerikaanse stichting ter bevordering van de vrede.Sudan scoort volgens de onderzoekers het hoogst op de index, omdat het land zeer zwaar lijdt onder gewelddadige binnenlandse conflicten. Elf van de twintig zwakste, meest instabiele landen, van de 148 landen die zijn onderzocht, liggen in Afrika. De Democratische Republiek Congo en Ivoorkust, die de afgelopen jaren chronisch werden geteisterd door geweld, staan respectievelijk als tweede en derde op de lijst.
De index kwam tot stand door ieder land een bepaald aantal punten toe te kennen op grond van gegevens uit verscheidene bronnen. Een ’mislukte staat’ wordt gedefinieerd als een land waarvan de regering de effectieve controle over haar grondgebied ontbeert, niet als legitiem wordt beschouwd door een aanzienlijk deel van de bevolking, geen binnenlandse veiligheid of basale publieke diensten aan haar burgers verschaft en niet het monopolie heeft op het gebruik van geweld. Andere criteria zijn respect voor de mensenrechten, collectieve grieven tegen de regering en aantallen vluchtelingen en daklozen.
Irak en Afghanistan zijn er sinds vorig jaar, toen de index voor het eerst werd gepubliceerd, op achteruitgegaan. De verslechtering in Irak wordt vooral toegeschreven aan het vertrek van goed opgeleide Irakezen, waardoor het land de geschoolde burgers ontbeert die het nodig heeft voor onder meer het openbaar bestuur. Volgens een recent rapport van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken vond 30 procent van alle in 2005 in de wereld gepleegde terreuraanslagen plaats in Irak.
In Afghanistan ligt de problematiek iets anders. Sinds de omverwerping van het Taliban–bewind in 2001 is de terugkeer van goed opgeleide Afghaanse ballingen langzaam verlopen. Tegelijkertijd zijn grote aantallen arme vluchtelingen uit kampen in Iran en Pakistan teruggekeerd. ‘Het gevolg is een hoofdstad die uit zijn voegen barst en een groot tekort heeft aan hoogopgeleid kader’, aldus het rapport.
Pakistan, dat met zijn negende plaats slechter scoort dan Afghanistan, wordt afgerekend op zijn onvermogen de tribale gebieden langs de grens met Afghanistan te pacificeren. Andere factoren die in Pakistan een rol spelen zijn de etnische spanningen en de aardbeving van vorig jaar oktober in Pakistaans Kashmir.
Het rapport verwerpt de opvatting dat de gestage economische groei in China dit land steeds stabieler maakt. China, dat op de 57ste plaats is beland, wordt kwetsbaarder geacht dan vorig jaar. De voorzitter van het Fund for Peace, Pauline Baker, zei dat ongelijkheid en corruptie de belangrijkste oorzaken zijn van de instabiliteit in China. Volgens David Bosco van Foreign Policy moet in China onderscheid worden gemaakt tussen groeigebieden als de kustregio en het uitgestrekte binnenland dat achterblijft. Er heerst grote ontevredenheid, aldus Bosco, en de regering is zich daarvan bewust.
Baker schat India qua sociale mobiliteit hoger in dan China. Zij noemt de decentralisatie van het bestuur in India een pluspunt en acht het goed mogelijk dat India het op de lange termijn beter zal doen dan het noordelijke buurland.
Landen die het in vergelijking met vorig jaar slechter zijn gaan doen, zijn Zimbabwe (wanbeleid en endemische corruptie) en Nigeria (regionale en religieuze tegenstellingen).
Positief worden de ontwikkelingen genoemd in Venezuela, waar de hoge olieprijs president Hugo Chavez heeft geholpen de macht te consolideren en het land te stabiliseren. Ook de Dominicaanse Republiek, Guatemala en Bosnië zijn stabieler dan voorheen. Volgens Bosco is het uitzicht op lidmaatschap van de Europese Unie een belangrijke matigende factor voor Bosnië.