Terugkeer mavo
De oude mavo lijkt bezig te zijn aan een comeback. Deze onderwijsvorm ging in 1999 op in het vmbo door een samenvoeging met het vbo. Binnen die richting kunnen leerlingen kiezen uit verschillende varianten, waarvan de theoretische leerweg (vmbo-t) het meest overeenkomt met de oude mavo.
Vooral vanuit de ouderorganisaties komt de wens om de oude mavo in ere te herstellen. Zij hebben moeite met het negatieve imago waaronder het vmbo lijdt. Bovendien is naar hun oordeel het niveau van dit onderwijs te laag. Eind vorig jaar pleitte de VVD in een notitie ook al voor splitsing van vbo en mavo.Feit is dat het vmbo zeker geen positief beeld oproept. In de samenleving leeft het idee dat je daar alleen naartoe gaat als je verder niets anders meer kunt. Op deze scholen zou restonderwijs voor de allerzwaksten worden gegeven.
Dat beeld is misplaatst. Er zit op het vmbo inderdaad een groep leerlingen die kampt met leer- en gedragsmoeilijkheden. Maar het gaat niet aan deze te stigmatiseren. Bovendien zijn er veel vmbo’ers die met enthousiasme (praktisch) onderwijs volgen dat aansluit bij hun capaciteiten.
Leerlingen en leraren lijden onder het negatieve imago van dit onderwijs. In het vmbo wordt in het algemeen wel degelijk goed onderwijs gegeven aan leerlingen die een ander niveau en andere bekwaamheden hebben dan hun leeftijdsgenoten op havo of vwo.
Docenten die in het vmbo werkzaam zijn, moeten -willen zij goed functioneren- nog meer didactische en pedagogische bekwaamheden in huis hebben dan hun collega’s in de hogere onderwijsniveaus.
Dat laatste wordt nogal eens vergeten. Een schoolleiding die haar meest bekwame docenten in het vmbo laat werken, ontmoet veel kritiek omdat dit vernietiging van kenniskapitaal zou zijn. Terwijl er voor deze aanpak juist veel te zeggen is.
De samenvoeging van vbo en mavo is voortgekomen uit de idee dat leerlingen van verschillende niveaus zich aan elkaar zouden kunnen optrekken. Al snel is gebleken dat deze gedachte te optimistisch was. Het merendeel van de kinderen zoekt (overigens net als volwassenen) graag de weg van de minste weerstand en kiest dus eerder voor een tandje minder dan voor een tandje meer.
Dat hadden de beleidsmakers kunnen weten. Evenzeer hebben zij te weinig oog gehad voor de grote verschillen in aanleg van de vbo-leerlingen en de mavo-leerlingen. Zij hebben elk een eigen aanpak nodig waarin voldoende uitdaging zit.
De kritiek van ouders op het vmbo is dus niet uit de lucht gegrepen. Er bestaat wel degelijk een probleem. Uit cijfers blijkt dat de doorstroming van leerlingen van vmbo-t naar havo beduidend minder is dan voorheen van de mavo.
De kloof tussen beide onderwijsvormen blijkt erg groot te zijn en voor vmbo-t ’ers is het uiterst moeilijk bij die overstap de achterstand in te halen. Scholen die de oude mavo in ere herstellen, leggen de lat hoger en passen de vakkenpakketten aan zodat de aansluiting met de havo verbetert. Daar is een groep leerlingen mee gediend.