EU heeft tegenover Servië weinig keus
BRUSSEL - Na de dreigementen en de deadlines van de laatste tijd heeft de EU richting Servië weinig keus meer. Als Ratko Mladic op 11 mei niet is gearresteerd, kan zij de voor die dag geplande overlegronde over nauwere samenwerking met genoemde Balkannatie niet laten doorgaan.
Europees commissaris Olli Rehn, die het beleid in de sfeer van de uitbreiding voor zijn rekening neemt, was er afgelopen vrijdag duidelijk over. Na een onderhoud met minister van Buitenlandse Zaken Vik Draskovic uit Belgrado verklaarde hij dat er bij het uitblijven van de gewenste ontwikkelingen geen andere optie rest dan de besprekingen voorlopig op te schorten. Woensdag zit hij aan tafel met Carla del Ponte, aanklaagster bij het VN-tribunaal in Den Haag, om haar visie op de actuele situatie te horen. Daarna volgt een formele beslissing.Servië realiseert zich dat het om welvaart en voorspoed voor de komende decennia te waarborgen, dient te ijveren voor aansluiting bij het verenigd Europa. Maar de van oorlogsmisdaden verdachte oud-generaal Mladic, die een hoofdrol speelde bij het bloedbad van 1995 in het door Dutchbat bewaakte Srebrenica, frustreert samen met zijn aanhang die aspiraties. De relatie met Brussel beleeft door hun toedoen een kritiek moment. „Het land moet aantonen dat het meer hecht aan een Europese toekomst dan aan zijn nationalistisch verleden”, in de bewoordingen van Rehn.
Tijdens een top in het Griekse Thessaloniki in juni 2003 besloten de regeringsleiders van de Unie de diverse delen van het vroegere Joegoslavië perspectief te bieden op toetreding, zonder daaraan overigens een streefdatum te koppelen. Wat betreft Slovenië verkeerden de voorbereidingen reeds in de afrondende fase. Het lidmaatschap kreeg op 1 mei 2004 zijn beslag. Met Kroatië wordt vanaf vorig jaar oktober officieel gepraat over de invoering daar van de Europese regelgeving. Macedonië verwierf in december de status van kandidaat-lidstaat; een tijdstip voor de aanvang van de formele toetredingsonderhandelingen ontbreekt vooralsnog.
Servië-Montenegro, Bosnië-Herzegovina alsmede Albanië beschikken over de toezegging dat zij na voltooiing van waarschijnlijk een lang proces van ingrijpende politieke en economische hervormingen, eveneens mogen aanhaken, maar zij zijn op dat traject minder ver gevorderd. De EU-ministers van Buitenlandse Zaken hebben in maart de belofte herhaald, ondanks dat zich na het nee in Frankrijk en Nederland tegen de grondwet onder de burgers en de politici een uitbreidingsmoeheid aftekent.
Met Belgrado voert de Unie sinds de voorbije herfst overleg over een stabilisatie- en associatieverdrag. Zo luidt de aanduiding voor een pakket afspraken dat het betrokken land privileges verschaft op handelsgebied en dat voorziet in versterking van de banden op diverse terreinen. Het lidmaatschap is daarbij dus nog niet aan de orde. Dat komt pas in een later stadium in beeld. De realisering van het beoogde akkoord vormt een kleine, maar symbolisch wel belangrijke stap op weg naar die uiteindelijk volledige integratie.
Rehn benadrukt dat voor het einde van dit jaar het verdrag er kan zijn. Er ligt echter vertraging in het verschiet. Geen uitlevering van Mladic aan het Joegoslaviëtribunaal betekent welhaast onvermijdelijk een streep door de sessie van 11 mei.
Aanvankelijk eiste de EU dat de overdracht van de ondergedoken ex-legeraanvoerder zou plaatsvinden voor eind maart. Er werd besloten tot een maand respijt toen Del Ponte meldde dat de medewerking van de regering van premier Vojislav Kostunica was verbeterd. Inmiddels is ook de herziene deadline verstreken. De Unie lijkt haar geloofwaardigheid op het spel te zetten als zij opnieuw schuift met haar voorwaarden.
Zij heeft het drukmiddel dat zij nu hanteert om Servië tot actie te dwingen eerder beproefd in de benadering van Kroatië. Aanvankelijk zouden de toetredingsbesprekingen met dat land in maart 2005 beginnen. Dat ging niet door omdat de autoriteiten in Zagreb te weinig inspanningen leverden om de eveneens aangeklaagde voormalige generaal Ante Gotovina op te sporen.
Het uitstel duurde tot oktober. Toen meende Del Ponte dat er voldoende vooruitgang viel te constateren. Zij ontkende met klem dat haar plotselinge wijziging van standpunt iets te maken had met problemen die Oostenrijk veroorzaakte. Die lidstaat wilde alleen instemmen met de start van de onderhandelingen met Turkije als tegelijk voor Kroatië het licht op groen zou gaan. De verdachte was op dat moment in ieder geval nog niet ingerekend. Hij bleek zich te verbergen op de Canarische eilanden. Pas in december kon hij daar worden aangehouden.