De mythe van het islamitische gevaar
UTRECHT - Na de mythe van het zogenaamde roomse gevaar is er nu ook die van het islamitische gevaar. De islam wordt als een bedreiging gezien voor de vrije, westerse samenleving. Er dreigt een nieuwe cultuurstrijd te ontstaan, waarbij de moslims moeten afzien van een publieke infrastructuur en uitsluitend privé hun religie mogen beoefenen.
Dat is een van de conclusies van het vuistdikke boek ”Een donkere spiegel. Nederlandse katholieken over joden. Tussen antisemitisme en erkenning” (uitg. Valkhof Pers te Nijmegen, 900 blz., prijs € 35). Het boek werd gistermiddag tijdens een symposium overhandigd aan bisschop Ad van Luyn van Rotterdam, portefeuillehouder relatie Jodendom van de Nederlandse bisschoppenconferenties, en aan drs. Ruben Vis, secretaris van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK).Het is het eerste overzichtswerk over de rooms-katholieke beeldvorming over Joden in Nederland. De studie onderzoekt de periode van 1870 tot aan heden. Schrijvers zijn dr. Marcel Poorthuis, coördinator van de werkgroep Relatie Jodendom Christendom (RJC) van de Katholieke Theologische Universiteit (KTU) te Utrecht, en dr. Theo Salemink, universitair docent kerkgeschiedenis aan de Katholieke Theologische Universiteit (KTU) te Utrecht.
Ambivalent
Uit het boek blijkt dat rooms-katholiek Nederland ambivalent stond ten opzichte van het Jodendom. Er bestond een substantieel antisemitisme, maar evenzeer -zij het niet of nauwelijks bekend- substantiële kritiek op het antisemitisme. Het protest tegen de deportatie van de Joden in 1942 door het Nederlandse episcopaat (in tegenstelling tot een ’zwijgende’ paus Pius XII), onder leiding van aartsbisschop Jan de Jong, getuigt hiervan.
Dr. Poorthuis zei gisteren dat eind negentiende eeuw een sterke golf van antisemitisme het rooms-katholieke volksdeel bereikte. Dat was vooral het geval binnen het orthodox-roomse ultramontanisme, dat zich sterk keerde tegen de moderne wereld. Het verzette zich ook tegen het Jodendom met zijn sympathie voor het liberalisme. Behalve dit maatschappelijk antisemitisme was er ook een religieus antisemitisme: het Jodendom als zelfstandige religie had geen betekenis, de kerk was in de plaats gekomen van het Jodendom.
Tot 1960 overheerste dit gevoelen. De auteurs spreken van een „radicale heroriëntatie” in de jaren zestig. Een theologie van de dialoog kwam op, waarin kerk en synagoge als „religieuze geestverwanten” worden gezien. De nadruk kwam te liggen op de betekenis van de Joodse achtergronden van de Bijbel en de actualiteit van het Jodendom. „Ineens was het Jodendom synoniem met alles wat goed was in het christendom”, aldus dr. Poorthuis.
Nieuw in het onderzoek is volgens hem vooral de analyse van preken in de Rooms-Katholieke Kerk over een periode van ruim honderd jaar. Uit deze preken blijkt vooral een religieus antisemitisme (kritiek op het Jodendom als religie), maar geen raciaal antisemitisme, zo stelde Poorthuis.
Dialoog
In een reactie hierop stelde bisschop Van Luyn dat deze preken hebben bewezen dat ze geen voedingsbodem zijn geweest van maatschappelijk antisemitisme. Maar er is geen reden om opgelucht adem te halen na deze studie, zei hij, want uit de preken blijkt dat er heel wat religieus antisemitisme in is te vinden. Ook blijkt dat de preken weinig bijgedragen hebben aan verbetering van het lot van de Nederlandse Joden tijdens de oorlog.
De Rotterdamse bisschop bepleitte een grondige bezinning op de voorwaarden van de dialoog in deze tijd. „Dialoog slaagt alleen wanneer er respect is voor de ander én wanneer we ook kritisch kijken naar onszelf.”
Drs. Vis stelde in zijn reactie dat het voor rooms-katholieken moeilijk is geweest om te begrijpen dat voor Joden niet alleen religie, maar ook land en volk van belang zijn. Toen de paus in Nederland op bezoek kwam, in de jaren tachtig, lag de verhouding tussen de RK-Kerk en de Joodse gemeenschap moeilijk. Nu is de lucht volgens hem opgeklaard. Vis hoopt dat door middel van dit boek de belangstelling voor elkaars traditie nog meer toeneemt.
Anti-islamisme
In hun boek constateren de auteurs een nieuw racisme dat een scheiding maakt tussen ’eigen volk’ en ’vreemdelingen’. „Eigen volk eerst is de politieke slogan van deze beweging in haar extreem rechtse fase geworden, onvoorwaardelijk aanpassen en assimileren is de nieuwe eis van het nieuwe millennium.”
Kenmerk van dit nieuwe racisme is dat het de classificatie van ’eigen volk’ boven ’vreemdelingen’ verbindt met de visie dat Europa zelf een soort hogere ’natuurlijke gemeenschap’ is tegenover de niet-Europese gemeenschappen. Maar ook het christendom zelf is in het geding. De leer van een absolute waarheid is immers een bedreiging voor „een vrije, open maatschappij, gericht op de rede in dienst van de vooruitgang.”
Het nieuwe racisme neemt het karakter aan van anti-islamisme. Na de aanslagen in de VS, de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh groeit de vrees „dat de islam zand zal gooien in de machine van het vrijheid en vooruitgang producerende systeem van de ’open maatschappij’.” Niet alleen een groeiende moslimminderheid, maar ook de islam als religie wordt geproblematiseerd. Hij is „een bedreiging voor de mondigheid van het individu, een ’opium’, een gif voor de vrije, westerse samenleving en een voedingsbodem voor terrorisme.”
Van de islam wordt geëist dat hij een religieuze verlichting ondergaat, zoals de christelijke kerken dat gedaan hebben. Pas na deze verlichting zullen de moslimmigranten in staat zijn de grondprincipes van de liberale democratie te aanvaarden, zoals scheiding van kerk en staat en gelijke rechten voor alle burgers.
Prof. dr. Hans Blom, directeur van het NIOD, ging gisteren in op de situatie in de Tweede Wereldoorlog. Hij stelde dat de nazi’s kerken met rust gelaten hebben, dat wil zeggen als grote organisatie. Zij wilden op den duur wel de kerken in de greep krijgen en vernietigen, maar daar is niets van gekomen. „Kerkbesturen konden bij elkaar komen, er werd wel gelet op de inhoud van de preken, maar men hoefde niet van tevoren goedkeuring te vragen. Er was geen censuur.”