Kerk & religie

Stad van Maria, Udemans en Voetius

Concurrentievervalsing, riepen in 1471 de Bossche linnenwevers in koor. Deze nijvere handwerkslieden moesten wél alle belastingen betalen en de kloosterbewoonsters niet. Ruim 700 religieuzen voorzagen in het klooster van de zusters Orthen in hun broodwinning. Het weversgilde kreeg gelijk en 400 nonnen ruimden het veld. Een stukje klooster herinnert eraan.

S. C. Bax
9 July 2002 08:27Gewijzigd op 13 November 2020 23:40
’s-HERTOGENBOSCH - Aart Vos, historicus bij het stadsarchief van ’s-Hertogenbosch, met op de achtergrond de Sint-Janskerk. Met een brede armzwaai zegt hij: „Het was hier allemaal klooster, kerk en gasthuis.” - Foto RD
’s-HERTOGENBOSCH - Aart Vos, historicus bij het stadsarchief van ’s-Hertogenbosch, met op de achtergrond de Sint-Janskerk. Met een brede armzwaai zegt hij: „Het was hier allemaal klooster, kerk en gasthuis.” - Foto RD

Aart Vos is historicus bij het stadsarchief van ’s-Hertogenbosch. Als hij aan het vertellen slaat, zie je de boze wevers met de vuisten schudden, Nonnen lopen met een barse blik de stad uit. De zusters stonden om vier uur op en gingen ’s avonds om negen uur op stok. Ze baden, woonden de mis bij en weefden linnen. Het klooster was vrijgesteld van het betalen van sommige belastingen. En daar valt niet tegen te werken, vond het weversgilde. Vanuit het archief en de bibliotheek op de Bloemencamp loop je regelrecht naar de bonte diversiteit van de kerkelijke historische plekken van de stad.

De Sint-Janskerk torent hoog boven de Bosschenaren uit. De prachtige oude ingang van het Gasthuis, dat aanschurkt tegen de rivier de Dieze, herinnert aan de christelijke ziekenzorg. Klein Rome, wordt de stad wel genoemd. Mei is de Mariamaand. Dan wemelt het van de bedevaartgangers. Toch waren Udemans en Voetius ooit als predikant in Den Bosch.

Met een brede armzwaai zegt de historicus: „Het was hier allemaal klooster, kerk en gasthuis.” Minderbroeders en predikheren, de Lieve-Vrouwe-Broederschap, het klooster van de zusters van Orthen en dat van de Baselaars, of het klooster Bethanië, alsmede broeders des gemenen levens: ze vormen slechts een klein onderdeel van de kerkelijke aanwezigheid eertijds.

Waar eens de Petrus-en-Pauluskerk stond, gaapt nu een lege plek. Petrus’ beeld vult de open ruimte. Maar de naar de hemel gerichte vinger is de apostel kwijt. Oude klinkers en buxus in de nabijheid geven hem iets deftigs.

Mariabeelden vind je door heel de stad. Ook Erasmus liep hier rond. Het gebouw van het eerste psychiatrisch ziekenhuis van ons land, bestemd voor de ”dollen”, zoals men vroeger placht te zeggen, is er nog steeds. In 1442 kwam het van de grond, na een legaat van Reinier van Arckel.

De bijna continue bedrijvigheid op de Pensmarkt -zeven dagen lang vlees houwen en verkopen, wie had het over winkelsluitingstijden?- werd aanleiding voor de gereformeerde predikanten om te klagen dat de zondagsheiliging in het geding was.

Pas in 1629 werd de stad veroverd door Frederik Hendrik en deed de gereformeerde religie haar intrede. Vanaf de Pensmarkt loop je regelrecht naar het stadhuis. Voetius wandelde hier, en diens collega Udemans. De laatste was uitgeleend aan de „tere gemeente” van Den Bosch. In de stem van de hervormde Aart Vos klinkt enig onbegrip door als hij het heeft over de roeping van Udemans en Voetius in Den Bosch: „Het was hier toch zendingsveld! Maar Voetius, die gezegd had tot zijn dood in Heusden te zullen blijven, vertrok mooi toen hij professor kon worden in Utrecht. En Udemans ging ook weer naar het van gereformeerd leven bruisende Zierikzee. Ze lieten Den Bosch zomaar achter.”

Jeroen Bosch (overleden in 1516), staande op een hoge sokkel, slaat met schilderspalet in de hand het gewoel op de markt stoïcijns gade. In het prachtige stadhuis bevindt zich nog de vierschaar, waar recht werd gesproken. Twee stemmige antieke kleuren groen verschaffen een deftige sfeer. Prachtige spreuken sieren de wanden: ”Men kan mensen slechts leiden door hen te dienen”, is er een van.

In het stadhuis hoor je als het ware schepen De Weerd nog bulderen. Luid geuit meningsverschil in de stadsregering was geen uitzondering. Vaak ging het over de te beroepen predikanten. De gouverneur deelde in dit generaliteitsland de (Haagse) lakens uit. Het was altijd schipperen geblazen in de stad. Toen de hervormden de Sint-Jan ter beschikking kregen, bleven enkele dubieuze voorwerpen in de kerk. Het grafbeeld van bisschop Gisbertus Masius is nooit geweken. Het unieke koperen doopvont wist evenmin van wijken. Het sacramentshuis werd wel gesloopt: „Maar dat gebeurde stiekem, ’s nachts. En met toestemming van de overigens gematigde Frederik Hendrik.”

Vlak bij het hervormde kerkgebouw spelen enkele asielzoekers op een accordeon. Op een doek ligt wat muntgeld. De kerk vertelt een eigen verhaal. Napoleon bracht in 1810 een bliksembezoek aan de stad. Hij gaf de rooms-katholieken hun Sint-Jan terug, die vanaf 1629 in gebruik geweest was bij de gereformeerden -ook Voetius had er nog gepreekt. Toen prins Willem, de latere koning Willem I, uit Engeland terugkwam, liet hij de zaak voor wat ze was. Daarna werd de huidige hervormde kerk gebouwd.

Schuilkerken zijn er bij de vleet in het Bossche. Er was niets geheims aan, maar rooms-katholieke gebouwen mochten niet prominent zichtbaar zijn. „Alleen onderschout Akkersdijk, bekend als de papenjager, zette soms de boel op stelten.”

Een deel van de Sint-Jan staat in de steigers. De kerk heeft iets mysterieus. Ook heel wat protestanten wilden toch in dit kerkgebouw begraven worden. De plebaan, de pastoor van de kathedrale kerk, heeft een eigen ingang vanuit zijn pastorie. Het Heilige Geesthuis herinnert aan de „uitdeling aan de armen.”

In de St. Josephstraat is de Josephkerk vervallen tot partycentrum, dat onder de naam ”Orangerie’’ adverteert met „dineren onder de bogen, buffetten in de zijbeuken, sprekers vanaf de preekstoel, aperitieven in de kelder en een receptie tussen de zijbeuken.” De consumpties komen vanuit de oude biechtstoelen. De band speelt vanaf het altaar. Spraakmakende ontvangsten in een magistrale ambiance, heet dat. Het typeert de achteruitgang van het kerkelijk leven.

In de Sint-Jan is een dienst aan de gang. We lopen naar buiten, langs een huis waar boven de deur staat: ”In Sichems toren”. De lutherse kerk herinnert aan de eerste Bossche martelaar: 1523. Het eerste lied -”Ein neues Lied heben wir an’’- dat Luther componeerde, gaat over deze martelaar, Henricus Vos, en zijn mede-augustijnerbroeder Johannes van Essen. Beiden werden in Brussel op de Grote Markt verbrand. Luther laat de stad symbool staan voor heel Nederland:

”Een nieuw gezang nu heffen w’aan

tot lof van God den Heere,

die grote dingen heeft gedaan

Zijn heil’ge naam ter ere.

In Nederland, in Brussel, daar

werd door twee jongemannen

het rijk van Christus openbaar:

Zij tartten de tyrannen,

krachtig in liefde en waarheid.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer