De varkenshouder had eind jaren negentig en begin 2000 op grote schaal biowater, afkomstig van andere bedrijven, afgenomen en zonder milieuvergunning opgeslagen.Het biowater werd vermengd met brijvoer, aan de varkens gevoerd en verkocht. Volgens de officier van justitie had Van A. zich door die lage kostprijs van het biowater aardig verrijkt.

In hoger beroep werd in de hoofdzaak echter beslist dat het biowater geen afvalstof was. A. werd wel veroordeeld tot 12.000 euro boete en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor de opslag zonder vergunning. De rechtbank in Middelburg oordeelt dat wanneer Van A. enig voordeel heeft genoten, dat in de boete is verrekend.

In dezelfde jaren bleek het bedrijf ook verliesgevend te zijn geweest. Het bedrijf staat inmiddels inclusief varkensrechten te koop.