Achter de sluier van onwetendheid
Op een ochtend in 1970 werd John Rawls gebeld door de directeur van het Center for Advanced Study van Stanford University (Californië, VS). Een brandbom had het centrum in de as gelegd. „Mijn manuscript”, flitste het door Rawls heen. De filosoof had de laatste versie van het boek waaraan hij al meer dan vijftien jaar werkte op zijn werktafel laten liggen.
Maar Rawls had geluk: zijn bureau had de brand overleefd. Toen de rook was opgetrokken, ging het boek naar de uitgever. Vanaf 1971 veroverde de Harvardfilosoof de wereld met zijn ”theorie van rechtvaardigheid”. Inmiddels is het boek ook in het Nederlands verschenen.De rechtvaardigheid begint bij Rawls (1921-2002) met een sluier. Om de regels voor een rechtvaardige verdeling van schaarse goederen (zoals kansen, rechten en inkomen) af te spreken, moeten alle mensen achter een ”sluier van onwetendheid” kruipen. Achter dat gordijn weten ze niets over hun positie in de ’echte wereld’ (zoals ras, familiekapitaal en intelligentie).
Niemand weet dus welk effect de beginselen die hij kiest, op zijn persoonlijk leven hebben. Dit biedt de grootste kans op eerlijke afspraken. Iedereen gaat er immers veiligheidshalve van uit tot de minst bedeelden te horen en kiest daarom voor een systeem dat de armen beschermt.
„Zou bijvoorbeeld een man weten dat hij rijk is, dan zou hij het rationeel kunnen vinden om het beginsel te opperen dat diverse belastingen voor welzijnsvoorzieningen als onrechtvaardig moeten worden beschouwd”, betoogt Rawls, „zou hij weten dat hij arm is, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk het tegengestelde beginsel opperen.” Rawls noemt dit „rechtvaardigheid als billijkheid.”
Rawls past de sluiertheorie in zijn eerste boek alleen toe op verdelingsvragen, maar noemt terloops dat dit ook het volkenrecht kan betreffen. Pas dertig jaar later, in 1999, werkte hij dat uit in zijn boek ”The Law of Peoples”.
Willekeur
Rawls’ systeem is wel gericht op gelijkheid, maar niet op herverdeling of nivellering. Niemand hoeft afstand te doen van zijn voorrechten. De positie van de minst bevoorrechten is immers niet door nivellering te verbeteren. Deze oplossing uit de verzorgingsstaat leidt alleen maar tot calculerende pechvogels.
Rawls kan dus wel leven met verschillen, maar onder één voorwaarde. De bevoorrechten moeten zo handelen „dat het ook de minder fortuinlijken ten goede komt.” Dit is Rawls’ beroemde ”verschilprincipe”. Als slimme mensen hun gaven in dienst van het geheel stellen, is er „rechtvaardige ongelijkheid.” Aangeboren talenten zijn zodoende gemeenschappelijk bezit.
Hoewel Rawls niet uit is op herverdeling, stelt hij wel voor meer aandacht te geven „aan de vorming van de minder intelligente personen dan van de intelligentere.” De willekeur van de natuur is op zichzelf niet (on)rechtvaardig, maar de manier waarop we ermee omgaan wel. Daarom is dit herstel van „onverdiende ongelijkheid” nodig.
Het verschilbeginsel is een uitgelezen mogelijkheid om eindelijk, bijna twee eeuwen na de Franse revolutie, inhoud te geven aan de broederschap. Blijkbaar zag hij de solidariteit -of liever: collectiviteit- van de verzorgingsstaten in Europa niet zo. En waarin zou broederschap een beter voorbeeld hebben dan in het gezin, omdat „leden van een gezin gewoonlijk niet wensen te winnen als zij dat niet kunnen doen op manieren die de belangen van de overigen bevorderen.”
In dit voorbeeld over het gezin verwoordt Rawls direct zijn kritiek op het utilitarisme. Dit nuttigheidsdenken was in de jaren zestig en zeventig in Amerika het heersende klimaat. In het utilitarisme gaat het om het „grootste nettoresultaat”, ongeacht de schade die dit toebrengt. Tijdens de slavernij -volgens Rawls een ondeugd bij uitstek- leverde de vrijheidsschending van enkelen groter welzijn voor velen. Heel nuttig voor het nettoresultaat, maar niet rechtvaardig.
In het boek herhaalt Rawls vele malen dat zijn ”A Theory of Justice” een aanval op dit denken is. Er was in Amerika genoeg kritiek op het utilitarisme, maar een uitgewerkt alternatief was er niet. Na Rawls dus wel.
Rawls deed weinig moeite te verbergen dat hij aansloot bij verlichtingsfilosofen als John Locke (1632-1704), Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en Immanuel Kant (1724-1804). Zijn ’sluieroefening’ noemt hij zelf „hoogst kantiaans.” Zijn theorie is een nieuwe variant op het sociaal contract dat bij Rousseau en Locke naar voren komt, alleen heet die bij hen geen oorspronkelijke positie maar natuurstaat. Ook in zijn nadruk op de rede is Rawls niet origineel.
Bolkestein
Wie zou na dit alles geen zucht van verlichting slaken? Hier gebeurt wat in de geschiedenis nog nooit is vertoond: het rationeel eigenbelang stuwt de mensheid naar volstrekte billijkheid. In een eenvoudige denkoefening over een sluier van onwetendheid vinden eeuwenlange worstelingen over de rechtvaardigheid als vanzelf een oplossing.
Rawls’ boek sloeg in 1971 dan ook in als een bom. Je had geen keuze, schreef Rawls’ vriend én tegenstander Robert Nozick in 1974 in ”Anarchy, State and Utopia”. Of je nam zijn visie over, óf je moest „uitleggen waarom niet.” Nozick koos voor de aanval. Rawls plaatste de gemeenschap immers boven het individu, waardoor talenten en vermogens geen onvervreemdbaar persoonlijk bezit meer zijn.
Grotere tegenspraak kwam echter van links. Rawls’ visie op een politieke samenleving als „samenwerkingsverband tot wederzijds voordeel” zette veel kwaad bloed. Gemeenschapsdenkers (communitaristen) betoogden dat een samenleving meer is dan een klont individuen met een materieel belang.
Ook in Nederland maakte Rawls iets los. Bij de VVD waren het vooral de sociaalliberalen die zich op hem beriepen. Frits Bolkestein daarentegen gaf Rawls de schuld van veel linkse mislukkingen. Het zou interessant zijn te weten hoe de huidige lijsttrekkerskandidaat Rutte over Rawls denkt.
De PvdA ontdekte Rawls in de jaren negentig. Inmiddels noemt partijleider Wouter Bos Rawls een van zijn belangrijkste inspiratiebronnen.
Verdraagzaam
Welke partij het meeste recht op Rawls kan laten gelden, is moeilijk uit te maken. Wel legt de ”theorie van rechtvaardigheid” de oplossing van ongelijkheid bij de staat, die een rechtvaardige basisstructuur moet garanderen. En dit primaat van de staat (in tegenstelling tot de samenleving, de markt of het individu) past natuurlijk beter bij de PvdA dan bij de VVD.
Binnen het CDA en andere christelijke bewegingen heeft Rawls nauwelijks invloed gehad. In zijn visie is ook geen plaats voor een normatieve macht buiten de mens. Het ethisch goede ligt in „de bevrediging van rationeel verlangen.” Mocht iemands verlangen liggen in het doen „wat overeenstemt met Gods wil”, dan geeft Rawls daar alle ruimte voor. Dat is natuurlijk heel verdraagzaam, maar het bewijst tevens dat de dienst aan God en de naaste op zijn best een optie is en niet de grondgedachte van het betoog.
Ook op het gebied van de godsdienstvrijheid toont hij zich een vriendelijke liberaal. Iedereen heeft „een gelijk recht om uit te maken wat zijn religieuze verplichtingen zijn.” Niets of niemand heeft „de bevoegdheid om zich te mengen in andermans interpretatie van zijn religieuze verplichtingen.”
Het „breidelen” van intolerante sektes mag alleen als „werkelijk en met reden” te vrezen valt dat de veiligheid van de samenleving op het spel staat. De inperking mag zeker niet zijn gericht op (nog) grotere vrijheid van de tolerante meerderheid zelf. Het Nederlandse debat over een boerkaverbod voor islamitische vrouwen toont de actualiteit hiervan. In dat debat werd vorig jaar ook verwezen naar de veiligheid.
De in een christelijk gezin geboren Rawls heeft altijd een band met de kerk gehouden. In de dood van twee broers zag hij al vroeg de „willekeur van het lot.” Terwijl hij zelf van welgestelde komaf was, leerde hij in de armoede onder Amerikaanse leeftijdsgenoten de „onverdiende toevalligheden van het leven” zien.
Vooral zijn militairediensttijd vanaf 1943 -onder meer in het Japan van na de atoombom- bracht hem ertoe zijn plannen om predikant te worden te laten varen en zijn christelijke opvoeding te relativeren. Volgens prof. Percy Lehning, die Rawls jarenlang persoonlijk heeft gekend, vormde het verzet tegen de christelijke visie op de oorsprong van het kwaad decennialang zijn drijfveer. Een rechtvaardige wereld lag wél binnen het bereik van de mens. Voor de zonde(val) was bij Rawls geen plaats.
Interessant is nog dat hij in 1997 met een groep filosofen bij het Amerikaanse hooggerechtshof pleitte voor het recht op euthanasie. Voor gevallen van uitzichtloos lijden moest het hof dat morele recht op de dood juridisch mogelijk maken.
Klassieker
Met zijn ”Een theorie van rechtvaardigheid” liet Rawls in 1971 jarenlange vingeroefeningen in opstellen en artikelen uitmonden in één machtig hoofdwerk. Sindsdien publiceerde hij nog slechts twee boeken, voornamelijk uitwerkingen van zijn hoofdgedachte. Zijn magnum opus is echter een klassieker geworden, zelfs een van de invloedrijkste politieke werken uit de twintigste eeuw. In onze tijd met zijn nadruk op kwantitatieve productie is dit een voorbeeld ter navolging.
Dat er na 35 jaar -als 28e in de rij- nog een Nederlandse vertaling verschijnt, geeft aan dat het niet voor niets was dat Rawls in 1970 het door bluswater beschadigde manuscript pagina voor pagina te drogen hing.
N.a.v. ”Een theorie van rechtvaardigheid”, door John Rawls; vert. Frank Bestebreurtje; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2006; ISBN 90 5637 695 0; 664 blz.; € 49,95 (na 1 juni € 59,95);
”Rawls”, door Percy B. Lehning; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2006; ISBN 90 5637 798 1; 208 blz.; € 12,50.
Levenskrachtige liberaal
Dr. Govert Buijs, filosoof aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, typeert het werk van John Rawls als een „nieuwe start” voor de politieke filosofie.
„In de tijd na de Tweede Wereldoorlog was het denken gestopt. Alleen het marxisme vroeg zich nog af hoe de wereld er zou moeten uitzien. Verder beperkte iedereen zich tot de vraag hoe de wereld er feitelijk uitzag. De slagzin over het ”einde van de ideologieën” klonk toen al. Binnen die context bood Rawls natuurlijk nieuwe levenskracht.”
Dus dát hij schreef was belangrijker dan wát hij schreef?
„Nee, ook inhoudelijk was zijn boek interessant. Hij probeerde de botsing tussen het liberalisme -met zijn vrijheidsclaim- en het marxisme -met zijn nadruk op rechtvaardigheid- te overstijgen door beide begrippen een plaats te geven. De vrijheid komt bij hem op de eerste plaats en daarin is hij dan duidelijk een liberaal.”
Een liberaal, die echter de markt nauwelijks noemt.
„Hij levert geen economische theorie. Maar hij is duidelijk liberaal in zijn nadruk op de vrijheden van het individu tegenover de staat.”
Staat hij op één lijn met Aristoteles, Locke en Kant, zoals sommigen suggereren?
„Ten dele. Rawls was een gespecialiseerd vakman die weinig buiten zijn terrein deed. De grote filosofen hadden een universele blik. In zekere zin wilde Rawls ook bewust oppervlakkig blijven. Zijn statuur is dus duidelijk lager.”
Is het na 35 jaar te laat in het Nederlands vertaald?
„Misschien. Hoewel Nederlanders doorgaans goed Engels lezen. Verder was de politieke filosofie in Nederland lange tijd natuurlijk geen bloeiend vakgebied. Pas in de jaren negentig kwam dat wat op, maar in vergelijking met Amerika bijvoorbeeld stelt dat natuurlijk weinig voor.”
Hoe verhoudt Rawls zich met christelijke visies?
„Hij heeft een vrij individualistisch mensbeeld. Ook hanteert hij een model van rationele keuzes. Die dingen liggen in christelijke benaderingen toch anders. Ik denk dat christelijke denkers ook diepere vragen stellen.
Op ethische punten schaarde hij zich achter de pro-choicebeweging. Vrouwen moesten het recht hebben een abortus te laten uitvoeren. Wel heeft hij toegegeven dat hij dat niet kon samenvlechten met zijn theorie, omdat hij zag dat hij daarmee tekortdeed aan het recht van het ongeboren leven. Daarom zullen christelijke denkers toch altijd afstand van hem houden.”