Zoektocht naar de waarheid
Een zoektocht naar de waarheid. Zo noemt Adriaan van Belzen (1975) zijn gesprekken met negen bevindelijk gereformeerde predikanten. De zoektocht resulteerde in de interviewbundel ”Christen zijn in kerk en wereld”. De waarheid blijkt niet bij elk van de negen predikanten gelijkluidend. Waar moet je dán zondags naar de kerk? „Je moet daar naar de kerk gaan waar Christus Koning is. Als Hij er niet is, kun jij er ook niet zijn.”
Een beetje een Rik Valkenburgboek is het geworden. De bekende Veenendaalse publicist liet een aantal veelgelezen interviewbundels na (”Wat wij geloven”, ”Waar het om gaat” en ”Haring of kuit” bijvoorbeeld) die Adriaan van Belzen zich kennelijk tot voorbeeld heeft gesteld.Van Belzen schrijft nogal in de Valkenburgstijl („Naar genoemde plaats reisden wij begin juli 2003 af, waar we in de pastorie met dominee Kort een open en eerlijk gesprek hadden”), en het concept van de interviews is ook vergelijkbaar met dat van Rik Valkenburg (”Tijdens ons gesprek, dat overigens in goede harmonie verliep, laat de predikant er in ieder geval geen twijfel over bestaan…”). Waarmee vanzelfsprekend geen kwaad woord gezegd is, want de in 1993 overleden Valkenburg wist met dit genre een buitengewoon breed lezerspubliek te bereiken.
Van Belzen stelt in een toelichting op zijn boek dat een mens vele vragen kan stellen, persoonlijk, maatschappelijk, kerkelijk, ethisch en zo meer. Veel van zulke vragen legde hij voor aan negen predikanten. In alfabetische volgorde zijn dat ds. G. Bouw (christelijk gereformeerd predikant te Alphen aan den Rijn), ds. A. A. Egas (christelijk gereformeerd predikant te Urk), ds. Tj. de Jong (predikant van de Nederlandse hervormde gemeente in h.v. te Staphorst), ds. M. van Kooten (predikant van de Nederlandse hervormde gemeente in h.v. te Montfoort), ds. A. Kort (predikant van de oud gereformeerde gemeente te Krimpen aan den IJssel), ds. F. Mallan (emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Ned. te Alblasserdam), ds. L. W. van der Meij (christelijk gereformeerd predikant te Driebergen), ds. J. Veenendaal (predikant van de gereformeerde gemeente te Rhenen) en ds. W. Visscher (predikant van de gereformeerde gemeente te Amersfoort).
Deze selectie is, hoe zou het anders kunnen, tamelijk willekeurig. Maar er zou best wel eens een vervolguitgave kunnen komen, zegt de schrijver alvast. Bij dezen reeds het voorstel om dan ook voorgangers uit de Protestantse Kerk in Nederland betrekken, want ook daar zijn predikanten die van harte in de bevindelijk gereformeerde traditie willen staan.
De gesprekken werden gevoerd rond afgeronde thema’s. Zo sprak de auteur met ds. De Jong over ”Leven als christen in deze wereld”, met ds. Mallan én met ds. Veenendaal over ”De ware kerk” en met ds. Visscher over ”Jongerenpastoraat”. Ieder gesprek wordt ingeleid met een -soms erg korte, soms willekeurig lange- levensbeschrijving van de predikant.
Algemene kerk
Op alle vragen komt niet altijd een sluitend antwoord, schrijft Van Belzen bij voorbaat. „Mijn inziens dient men dienaangaande ook een zekere terughoudendheid te betrachten.” Waarmee hij gelijk heeft. Maar Van Belzen vraagt in de interviews ook niet altijd dóór, confronteert zijn gesprekspartners niet met vragen die blijven liggen, kruist zelden theologische degens. Dat valt slechts te respecteren. Een mens hoeft ook niet alles te weten.
En toch zou je met ds. Kort wel willen doorspreken over zijn gedachten bij „een soort Algemene Christelijke Kerk.” De Krimpense predikant betreurt de gelatenheid over de kerkelijke verdeeldheid, vindt dat een aanklacht, en dat „moet ons doen treuren.” „In de gebeden denk ik dan ook niet alleen aan onze eigen leraren en gemeenten, maar ook aan anderen.”
Met ds. Mallan zou je nog wel eens van gedachten willen wisselen over: „Wij staan wel een aanbod van genade voor, maar dan zoals de godzalige godgeleerden dat gedaan hebben.” Of over de breuken uit 1953 en 1980, waarvan hij niet verwacht dat die nog geheeld zullen worden. „Ik begeer het ook niet. Ik hoop wél dat de Heere bij elkaar brengt wat bij elkaar hoort.”
En ds. Van der Meij zou best meer kunnen vertellen over: „Men heeft het tegenwoordig wel eens over achterlijke moslims, maar de moslims hebben soms nog dingen waar ik meer achter kan staan dan dingen uit onze westerse cultuur.”
Thema’s die in dit boek geen afgeronde antwoorden opleveren, zijn internet, orgaandonatie, SRB-avonden, zending bij de Oud Gereformeerde Gemeenten, het dopen van geadopteerde kinderen, het verzekeringswezen, vaccinatie, het vrouwenkiesrecht en de Herziene Statenvertaling.
Jongeren
Mooi aan dit boek is dat jongeren er een ruime plaats in hebben. Met name blijkt dat in de gesprekken met ds. Egas, ds. Van Kooten en ds. Visscher. Jongeren krijgen van ds. Egas in de dienst altijd speciale aandacht, zegt hij. „Zo geef je hen het gevoel dat ze erbij horen en dat het Woord er ook voor hen is.” Ook ds. Van Kooten zoekt in de prediking bewust aansluiting bij hun belevingswereld.
Het gesprek met ds. Visscher gaat geheel over jongeren. En dus gaat het gesprek onder meer over de media. „Media is in onze tijd net als de lucht: we weten dat de lucht vervuild is, maar niemand zegt dat de lucht daarom maar afgeschaft moet worden. Dat is ook niet mogelijk, want dan hebben we geen zuurstof meer. Zo is het ook met multimedia. Die kun je niet zomaar afschaffen.”
Dat wil nog niet zeggen, zegt ds. Visscher, dat er in de gezinnen dan direct maar ruim baan voor de media gemaakt moet worden. „We moeten grenzen durven stellen. Jongeren zijn op zoek; ze zoeken ook de grenzen op. Het is echter aan de ouderen om op grond van de Bijbel en de christelijke ethiek te vertellen waar de grenzen liggen.”
Eigenaardig
Kerkelijk verdriet en droefenis is er volop in dit boek. Soms vloeien de tranen van de bladzijden af. Daarnaast is er echter ook genoeg om stil van te worden. Veel is er dat nog aan elkaar verbindt, waar men elkaar hartelijk in vinden kan, en dat is in deze tijd van verwording een zegen.
Ds. Bouw zegt: „Ik wil niet zeggen dat het vroeger beter was dan nu. De mensheid heeft van Adam af niet gedeugd, terwijl God (gelukkig) de eeuwen door Dezelfde is gebleven.”
Over kerkelijke verscheidenheid zegt ds. De Jong: „Ik wil geen verontschuldigingen maken, maar feitelijk blijven wij mensen met onze eigenaardigheden, en dat zullen we hier nooit te boven komen.”
Waar moet het dan heen met alle kerkelijke overpeinzingen in dit boek? Ds. Veenendaal: „Dat is de weg: op de knieën.”
N.a.v. ”Christen zijn in kerk en wereld. Gesprekken met bevindelijk-gereformeerde predikanten”; door Adriaan van Belzen; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 2005; ISBN 90 6140 923 3; 158 blz.; € 18,90.