Dit blijkt uit de jaarcijfers van de Halt-sector over 2005, die dinsdag bekend zijn gemaakt. Hoewel het aantal doorverwezen jongeren slechts licht steeg, waren er vorig jaar wel 15 procent meer Halt-afdoeningen en 5 procent meer Stop-reacties.Dat betekent dat meer zaken daadwerkelijk in behandeling zijn genomen dan in 2004. Volgens Halt Nederland komt dat doordat verschillende lokale partners in de justitiële en in de zorgketen beter met elkaar zijn gaan samenwerken. Zij overleggen meer samen over individuele zaken zodat er minder onjuiste verwijzingen zijn.

De jongeren, voor 80 procent jongens, worden veelal doorgestuurd voor een alternatieve straf bij Halt vanwege vermogensdelicten als diefstal, vuurwerkdelicten, vernieling en baldadigheid. Datzelfde rijtje geldt ook voor de 12-minners. Van hen is bijna 90 procent een jongen. Meisjes plegen vaker vermogensdelicten. Driekwart van de Halt-jongeren is van autochtone afkomst.

Verder bestaan er grote verschillen tussen de politiekorpsen, die de voornaamste doorverwijzer zijn van jeugdigen die de fout in gaan. De regio Utrecht kent de meeste Halt-verwijzingen met 249 per 10.000 jongeren en de regio Drenthe de minste met 102.

Ook voor jongere kinderen zijn er grote verschillen. Zo stuurt de politie in Rotterdam-Rijnmond hen veruit het vaakst door voor een Stop-reactie: 59 per 10.000 kinderen. Dat is bijna twee keer zoveel als in Amsterdam-Amstelland. De regio Drenthe doet dat het minst: vijf kinderen per 10.000.

De doorlooptijden nemen ietsje af. De politiek bepaalde enkele jaren geleden maximale termijn waarbinnen een jongere de alternatieve straf moet ondergaan. Het meeste wordt gehaald, alleen de vijf dagen tussen het eerste verhoor en de ontvangst van de verwijzing door Halt niet. Dat was eerst gemiddeld 21 dagen en nu nog steeds 13 dagen.