Niemandsland
”Het geheim van de raadkamer”. Dat klinkt als een spannende boektitel, maar staat in de rechtspraktijk voor het debat dat rechters die tot één uitspraak moeten komen, onderling voeren.
Immers worden veel zaken in Nederland beslist door drie rechters, die het samen eens moeten worden. Dat ze direct allen dezelfde mening zijn toegedaan, ligt niet voor de hand. Ze dienen na de zitting zich uit te spreken over hun mening en daarbij hun collega’s te overtuigen van hun standpunt. Uiteindelijk treedt de rechtbank dan als één naar buiten.Wij achten dit vanzelfsprekend. In andere systemen, zoals het Europees Hof, hebben rechters echter de mogelijkheid om schriftelijk te laten weten dat ze het niet eens zijn met de meerderheid door hun standpunt onderbouwd naar voren te brengen. Dit staat bekend als een ”dissenting opinion”; het innemen van een minderheidsstandpunt.
In het Nederlands Juristenblad van 24 maart breekt prof. mr. W. M. E. Thomassen een lans voor de introductie van de dissenting opinion in ons rechtsstelsel, bijvoorbeeld bij de Hoge Raad. Volgens haar zal dit de motivering van een uitspraak ten goede komen, omdat het meerderheidsstandpunt uitvoerig zal moeten worden beargumenteerd om duidelijk te maken waarom niet voor het minderheidsstandpunt is gekozen. Dit laat zien dat er door het rechtscollege inhoudelijk is gedebatteerd over alle voorts en tegens en maakt de uitspraak tot een weloverwogen uitkomst. Deze zal dan ook eerder door de verliezende partij worden geaccepteerd. Aldus werkt het systeem ook kwaliteitsverhogend en bevordert het het vertrouwen in de rechtspraak.
Bestaande bezwaren tegen het systeem verwerpt de auteur. Dat het extra tijd zou kosten en daarmee overbelastend werkt is niet overtuigend; een rechter die de zaak en de discussie in de raadkamer goed voorbereidt en uiteindelijk niet meegaat met de mening van de meerderheid, zal niet veel tijd nodig hebben om zijn notities uit te werken. Het bezwaar dat eenstemmigheid een uitspraak meer gezag verleent, is een fictie. Wie gelooft dat in zaken van maatschappelijk belang (zoals ”wrongful life”) alle leden van de Hoge Raad in unanimiteit zijn geëindigd? Het bestaan van échte unanimiteit blijkt juist uit de afwezigheid van dissenting opinions en dat maakt de uitspraak pas werkelijk gezaghebbend.
In Sociaal Maandblad Arbeid (maart 2006) wijzen dr. R. Knegt e.a. op de misbruikmogelijkheden van een faillissement, namelijk om op die manier goedkoop van het personeel af te komen. Wil men personeel ontslaan, dan kost een regulier ontslag tijd en geld. Een faillissement is in dat opzicht de goedkoopste oplossing, omdat het personeel eenvoudig door de curator kan worden weggestuurd en de uitvoeringsinstelling de betalingsverplichtingen overneemt. Uiteraard betekent een faillissement ook een staking van de bedrijfsactiviteiten, maar met een goed voorbereide doorstart is het mogelijk de interessante onderdelen uit de boedel eruit te halen en de rest te laten voor wat het is.
Dit brengt mee dat een werkgever het faillissement ook zou kunnen misbruiken om op een oneigenlijke wijze het personeel te lozen en vervolgens de bedrijfsactiviteiten in een andere gedaante voort te zetten. Volgens de auteurs verliezen op deze wijze jaarlijks duizenden werknemers hun baan. Uit analyse van de rechtspraak en recent onderzoek naar faillissementen blijkt dat een beroep op ”misbruik van bevoegdheid” slechts zelden slaagt. De belanghebbende moet aantonen dat het faillissement met een ander doel wordt aangevraagd dan waarvoor het is bestemd. Doorgaans is er uiteraard ook sprake van slechte bedrijfs-economische omstandigheden; deze vormen juist de oorzaak van de wens van de werkgever om het bedrijf om te vormen. Het is dan niet eenvoudig aan te tonen dat het faillissement in hoofdzaak is bedoeld om op oneigenlijke wijze van het personeel af te raken. Zo vernietigde de rechtbank in Rotterdam in 2002 een faillissement omdat het zou gaan om een opzetje tussen moeder- en dochtervennootschap, terwijl deze beslissing in hoger beroep weer werd teruggedraaid.
De auteurs pleiten daarom voor een verbetering van de -internationaal bezien- zwakke bescherming van de werknemer bij faillissement.
In Advocatenblad van 31 maart uit hoogleraar vreemdelingenrecht A. van Kalmthout zijn verontwaardiging over het feit dat de rechtsstaat „blijkbaar alleen voor Nederlanders geldt en vreemdelingen het met de karige restjes moeten doen.” Dat de ambtenaren belast met het uitzettingsbeleid hem als sta-in-de-weg zien begrijpt hij wel, maar dat hij zich ook moet verdedigen tegen volstrekte buitenstaanders, stoort hem bijzonder. „Vreemdelingen horen hier niet; ze moeten toch worden uitgezet, dus waarom doe je zo moeilijk?” Illegaal verblijf alhier is niet strafbaar; een illegaal is geen crimineel. Toch worden deze mensen in de detentieboten net zo hard aangepakt als waren zij schuldig aan een strafbaar feit. „Het grootste deel van de dag zitten vreemdelingen in bewaring achter een gesloten deur.” Hun rechtspositie is uitermate schimmig en door de IND worden ze soms regelrecht uitgeleverd aan foute instanties in een land waarvan bekend is dat martelen een overheidspraktijk is. Terecht kwalificeert de auteur dit als een „juridisch niemandsland.”
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten