Israël, voorwerp van toorn én liefde
UTRECHT - De zonden van Israël worden vaak beantwoord met straf. Maar desondanks blijft God onvoorwaardelijk trouw. Die boodschap heeft dr. Bram van Putten gelezen in het optreden van Elía ten tijde van koning Aházia.
Een gesprek met een promovendus over de rol van de profeet, de Bijbel als het Woord van God en de dilemma’s van de redactiekritiek.Zijn proefschrift, waarmee hij woensdag aan de Universiteit Utrecht promoveerde, betreft een redactiehistorisch onderzoek naar het optreden van de profeet Elía tijdens het koningschap van Aházia. Kern van de studie is het gedeelte van 1 Koningen 22:52 tot 2 Koningen 1:18. Het gaat om de episode waarin de koning vanwege zijn ziekte hulp zoekt bij Baäl, de god van Ekron.
Elía zegt hem de wacht aan en voorspelt dat hij zal sterven. De koning neemt dat oordeel niet en stuurt tot drie keer toe een groep soldaten naar Elía om hem van de berg te halen. Allen sneuvelen door vuur uit de hemel.
De profeet Elía als bode van God. Dat is volgens Van Putten de kern van deze geschiedenis. „Elía geeft weer hoe God kijkt naar wat er gebeurt. Hij laat de koning de consequenties van zijn handelen zien. Omdat Aházia God niet heeft geraadpleegd tijdens zijn ziekte, dáárom is hem dit oordeel van de naderende dood overkomen. Omdat de koning de aanzegging van de profeet niet neemt, zoekt hij de confrontatie met Elía.”
Elía laat zich niet door de woorden van de koning gezeggen en getuigt door zijn houding van onderworpenheid aan God, zegt de promovendus. „Die gehoorzaamheid blijkt vanaf het begin van zijn roeping tot profeet. Het gezag van de Zender straalt van hem af. Elía is de persoon die inbreekt in het handelen van de koning, hem vermaant en hem probeert bij te sturen.”
De algemene lijn die uit deze geschiedenis valt te trekken, is volgens Van Putten dat God ongehoorzaamheid straft. „De auteur van het boek Koningen gebruikt de geschiedenissen van Elía en de andere profeten om dat duidelijk te maken. En de profeten zijn betrouwbaar: hun woorden komen uit. Israël was in ballingschap gekomen vanwege het verlaten van God. Het was een vraag die in die tijd sterk leefde: Hoe is het mogelijk dat het volk in ballingschap was geraakt, de tempel van Jeruzalem was verwoest en dat er geen opvolger van David meer op de troon zat? Wat hebben wij gedaan? zo vraagt het volk zich af. Waar is God?”
Onopgeefbaar
Hiermee komt dr. Van Putten op een aangelegen punt in deze geschiedenis, namelijk het oudtestamentisch spreken over God. „De ene kant van deze geschiedenis is dat God ongehoorzaamheid serieus neemt. Hij laat het volk de gevolgen dragen van het afwijken van Hem. Zijn toorn is werkelijk. De andere kant is dat God onvoorwaardelijk Zijn volk blijft liefhebben en dat Zijn trouw onopgeefbaar is.”
In de oudtestamentische wetenschap wordt in de visie op het boek Koningen vaak gezegd dat de beide thema’s -”God geeft Israël niet op” (wat past in de tijd van koning Josia) en ”God straft ongehoorzaamheid” (wat past in de tijd van de ballingschap)- elkaar uitsluiten. Beide thema’s zouden niet van dezelfde schrijver kunnen zijn. „Ik wil ze echter bij elkaar houden”, zegt de promovendus, „want de spanning zit in God Zelf. Hij kan bijvoorbeeld in het boek Hoséa sterk toornen tegen Zijn volk, maar Hij zet dan geen punt achter de relatie maar blijft het volk vasthouden. Niet alleen Zijn trouw en liefde, maar ook Zijn Naam staat op het spel. Het zindert in het Oude Testament van Gods liefde.”
Redactiekritiek
Het toepassen van redactiekritiek is een gevoelig punt in Bijbelgetrouwe kring, erkent Van Putten. Vanuit de redactiekritiek worden Bijbelboeken gezien als resultaat van een geleidelijk groeiproces, waarbij het oorspronkelijke materiaal bewerkt en aangevuld wordt door latere redacteuren. Als stafwerker bij IFES-Nederland onderschrijft Van Putten het onfeilbare Woord van God. „Ik zie de Bijbel als het boek waarin God openbaart wie Hij is en wat Hij van ons vraagt. God is kenbaar en Zijn handelen is één en betrouwbaar.”
Dat neemt niet weg dat het niet bekend is wie de auteur van Koningen is, eenvoudig omdat er geen naam boven staat, zegt Van Putten. „Van meerdere Bijbelboeken is de auteur onbekend. Het is wel aannemelijk dat het boek Koningen door één auteur is samengesteld. Ook ligt het voor de hand dat de auteur verschillende bronnen gebruikt. Soms verwijst hij naar andere bronnen die in zijn tijd als bekend waren verondersteld.”
Binnen de evangelicale traditie zijn er mensen voor wie de redactiekritiek not done is, anderen maken er terughoudend gebruik van, zegt Van Putten. „Wat kan wel of niet? Voor mij is de vraag op zich legitiem. Het gaat echter fout wanneer je uitgaat van verschillende modellen van God en God verdwijnt achter de beelden. God wordt dan onkenbaar in de Bijbel. Het Oude Testament is echter meer dan een verzameling van aan elkaar tegenstrijdige godsbeelden waaruit je zelf maar hebt te kiezen.”
Tijdens zijn studie theologie kreeg Van Putten regelmatig te maken met de spanning van theologie te beoefenen in een academische context. „De redactiekritiek en de historische kritiek zijn twee hot items. Toch zijn het vragen waar je als christen je mee moet bezighouden. Het is als met een veenbrand: als je ze ergens wegdrukt, komen ze elders weer tevoorschijn.”
Fundamenteel is voor hem dat God meer is dan een verhaal of mythe. „Ik ga ervan uit dat de Bijbel geschiedschrijving bevat. Dat wordt door oudtestamentici ontkend, soms tot in het extreme toe. Daarom zie ik een uitdaging voor Bijbelgetrouwe wetenschappers. We hebben de Bijbelwetenschappen vaak te veel overgelaten aan seculiere wetenschappers. De Bijbel is het waard goed bestudeerd te worden. Waar zijn de voorbeelden van wetenschappers die orthodoxe gelovigen zijn en toch een acceptabel niveau hebben om wetenschappelijke vragen niet uit de weg te gaan? Het mag niet zo zijn dat er een dilemma tussen geloof of wetenschap ontstaat. Maar al te veel theologen zijn daaraan ten onder gegaan.”