CU in debat over grondslag
AMERSFOORT - Binnen de ChristenUnie gaan stemmen op om de nadrukkelijke binding aan de gereformeerde belijdenisgeschriften los te laten, zodat ook evangelische en rooms-katholieke „broeders en zusters” volwaardig in de partij kunnen participeren.
Het nieuwste nummer van DenkWijzer, het studieblad van het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, is geheel aan dit thema, te weten Bijbel, belijdenis en politiek, gewijd. „Mogen we hen die met ons ten diepste maar één belijdenisgeschrift hebben van één regel (namelijk ”de gekruisigde Christus”) zomaar de deur wijzen? Doen we er zelfs niet fout aan als we SGP-achtige constructies te bedenken, zoals ”wel actief zijn voor…” maar ”geen lid worden van…”?” vraagt hoofdredacteur dr. J. Post zich in zijn column af.Post is er geen voorstander van de identiteit van de ChristenUnie alsmaar vager te gaan beschrijven, om zo veel mogelijk kiezers te winnen. Dat leidt „uiteindelijk tot een humanistisch betoog, misschien nog op één plaats opgehangen aan het Evangelie als aan een spijker.”
Maar het is ook niet goed alles bij het oude te laten omdat het altijd zo geweest is. „Waar we bij de ChristenUnie enorm voor moeten oppassen is dat wij bij het horen van het woord ”belijdenisgeschrift” als het hondje van Pavlov gaan reageren: belijdenisgeschrift = hellend vlak = rood alarm. Een dergelijke redenering is niet alleen principieel onjuist maar ook sociologisch niet verantwoord.”
Volgens Post draagt de huidige formulering van de grondslag „diepe sporen” van een compromis. „Dat compromis kan niet heilig verklaard worden. Kan dus besproken en bediscussieerd worden.”
Het GPV, de oudste voorloper van de ChristenUnie, kende wel een exclusieve binding aan de gereformeerde belijdenis, maar de RPF niet. Die wilde nadrukkelijk ruimte bieden aan evangelischen. Bij de vorming van de CU heeft de partij, na een intensieve discussie, gekozen voor een Uniefundering die naar men meende aan beide bloedgroepen, GPV en RPF, rechtdeed.
Toch zal er vroeg of laat een moment komen dat de partij de verwijzing naar de belijdenisgeschriften in de Uniefundering „zal laten vervallen of aanpassen”, vermoedt dr. G. van den Brink, docent aan de predikantsopleiding van de PKN in Leiden.
In DenkWijzer betoogt hij dat de identiteit van een partij zich uiteindelijk niet laat „borgen met behulp van ondertekeningsformules.” Veel wezenlijker is volgens hem dat er een „innerlijke, geestelijke aansluiting blijft bestaan bij de Bijbel.”
Dr. E. de Jong, hulpbisschop van Roermond, zou het „erg op prijs stellen als ook katholieken actief lid van de ChristenUnie zouden kunnen zijn.” Hij wijst op de sociale encyclieken van pausen van de laatste anderhalve eeuw, die een „enorme bron” vormen voor christelijk politiek denken.
Behalve Van den Brink en De Jong geven in het jongste nummer van DenkWijzer nog drie theologen hun visie op de grondslag van de ChristenUnie, onder wie de gereformeerd vrijgemaakte drs. A. L. Th. de Bruijne, docent ethiek te Kampen. Volgens hem moet er wel een verwijzing naar de gereformeerde belijdenis in de Uniefundering blijven staan.