Celstraf geëist na inrijden op agent
VEENENDAAL - Voor de Utrechtse rechtbank is maandag tegen de 37-jarige J. K. uit Rhenen twee jaar cel, waarvan een halfjaar voorwaardelijk, geëist wegens het inrijden op een voetganger en een motoragent in Veenendaal.
De officier van justitie wil dat de man ook drie jaar rijontzegging krijgt opgelegd. De Rhenenaar reed in de nacht van 17 december met een bestelauto op de motoragent in toen hij een stopteken kreeg. De stilstaande agent kon ternauwernood een aanrijding voorkomen door snel op te trekken en met zijn motor de stoep op te rijden.Kort daarvoor was de verdachte op een parkeerterrein in de Fluiterstraat op een voetganger afgereden. Volgens het slachtoffer kon hij opzijspringen door zich met zijn handen af te zetten op de motorkap van de bestelauto. Zijn vriendin verklaarde echter dat de auto vlak voor haar vriend tot stilstand was gekomen.
De Rhenenaar kon zich door zijn alcohol- en drugsgebruik niets meer herinneren, maar hij ontkende dat hij de bedoeling had de twee slachtoffers aan te rijden.
De man werd na een achtervolging in Rhenen aangehouden. Hij bood daarbij zo veel verzet, dat de agenten gebruik moest maken van pepperspray en de wapenstok.
Officier van justitie mr. R. Klee zag het inrijden op de motoragent als een poging tot doodslag. Over het incident met de voetganger was de officier minder stellig, omdat de verklaringen van het slachtoffer en zijn vriendin uiteenliepen. Klee kwalificeerde het inrijden op de voetganger daarom als een vorm van bedreiging.
Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke deel van de geëiste celstraf vond de aanklager dat de verdachte onder toezicht moet komen van de reclassering. Bovendien moet hij van de officier de motoragent 600 euro smartengeld betalen.
De raadsvrouw van de verdachte vroeg om vrijspraak, omdat K. niet de opzet zou hebben gehad om letsel toe te brengen. Ze vond dat de rechtbank „voorzichtig” moest omgaan met de verklaringen van de agent en de voetganger. Die waren wellicht gekleurd door de emoties. Volgens haar was er eigenlijk alleen sprake geweest van „roekeloos rijgedrag.”
Uitspraak 24 april.