Amerika’s hooiberg en wespennest
Afghanistan was al een hooiberg, waar gezochte terroristen zich als spelden verschuilen. Het land begint nu ook op een wespennest te lijken. Althans voor de Amerikanen die met hun Operatie Anaconda fel anti-Amerikaanse gevoelens voeden. Het lijkt een sluw plan dat Bin Laden en zijn vrienden hebben uitgedacht. Maar de Amerikanen hebben zichzelf ook veel te verwijten.
Met veel machtsvertoon huizen van onschuldige burgers binnendringen. Andermans culturele en/of religieuze gevoeligheden aan je laars lappen. Het zijn verwijten die de Amerikaanse troepen in Afghanistan, waar ze in het kader van Operatie Anaconda naar Bin Laden en diens aanhang zoeken, meermalen zijn gemaakt. Maandag maakten ze het helemaal bont, toen een AC-130 ”gunship” boven het Zuid-Afghaanse dorp Deh Rawud een huwelijksfeest onder vuur nam. Met 44 doden veranderde het blijde gebeuren op de grond in een bloedbruiloft.
Zijn de Amerikanen werkelijk zo dom dat ze vreugdevuur vanwege een bruiloft niet onderscheiden van vijandig vuur uit luchtafweergeschut? Natuurlijk niet, zeggen ze zelf. Ze wijzen erop dat hun Special Forces al geruime tijd het dorp in de gaten hielden omdat gezochte Taliban-leiders er zich verschuilden. Bovendien, zo beweren ze, bevond zich vlakbij de plek van de festiviteiten wel degelijk een luchtafweergeschut.
Zoals gezegd is het niet voor het eerst dat de Amerikanen in Afghanistan grof en zelfs misdadig optreden wordt verweten. Nog afgelopen zondag werden hoge Britse functionarissen in de Sunday Telegraph geciteerd die Amerikaanse soldaten hekelden omdat ze in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan -toch al een bolwerk van al-Qaida-sympathisanten- buitengewoon grof te werk gingen bij hun zoektocht naar terroristen.
Maar er is meer aan de hand. Want het is natuurlijk niet toevallig dat het getroffen dorp Deh Rawud in de provincie Uruzgan ligt, een gebied waar de etnische Pashtoens in de meerderheid zijn, en -nog belangrijker- waar het zindert van pro-Taliban en pro-al-Qaida-gevoelens. Op de hielen gezeten moslimstrijders zijn er hartelijk welkom als ze er een schuilplaats zoeken - al is dat middenin een dorp of vlakbij de plek waar een bruiloftsfeest aan de gang is.
Het achtervolgen van de naar schatting 1000 achtergebleven al-Qaida- en Taliban-strijders begint daarom op het spreekwoordelijke zoeken in een hooiberg te lijken, waarbij de kans op vergissingen en ”collateral damage” (bijkomende schade) onmogelijk meer is uit te sluiten - in die zin zijn de Amerikanen te verontschuldigen.
Wie pas echt grof te werk gaan zijn Amerika’s bondgenoten op de grond, de soldaten van de Noordelijke Alliantie die etnisch behoren tot de Tadzjieken, en met name afkomstig zijn uit de Pantsjir-Vallei, ten noorden van de hoofdstad Kabul. Zij kunnen het bloed van al die Pashtoens wel drinken -de Taliban behoorden er immers ook toe- en nu zij de macht in handen hebben zullen de Pashtoens dat weten!
In de Pashtoen-gebieden zoeken Tadzjiek-soldaten systematisch naar wapens en Taliban-strijders, en als die niet worden gevonden, dan… worden ze domweg tevoorschijn getoverd. „Draag je een turban (hoofddoek) en een baard -en welke Pashtoen-man doet dat niet?- dan word je al beschuldigd van al-Qaida-sympathieën”, klaagde vorige maand een bewoner in een van de uitgeplozen gebieden. Want voor de Tadzjiekse bondgenoten van de Amerikanen steekt de Afghaanse werkelijkheid simpel in elkaar: Taliban waren Pashtoen, dus iedere Pashtoen is een Taliban, temeer omdat die er met zijn turban en baard hetzelfde uitziet. Terwijl ze de Amerikanen een handje helpen bij het opruimen van terreurhaarden, zorgen de Tadzjieken er zo tegelijk voor dat het machtsevenwicht in Afghanistan nog meer in hun voordeel overhelt.
Maar de bittere oogst van deze aanpak is al aan het rijpen: in de Pashtoen-gebieden groeit namelijk met de dag de weerzin tegen alles wat Tadzjiek en Amerikaans is. En in datzelfde tempo neemt de pro-Taliban-aanhang toe. De scholen spelen in die dubieuze opvoeding een belangrijke rol. Op het arme Afghaanse platteland worden die immers gerund door de moskeeën, en in de Pashtoen-gebieden zijn het nog altijd dezelfde mullahs (moslimgeestelijken) als ten tijde van de Taliban, die de kinderen lesgeven. Een flinke dosis haatzaaien tegen Amerika en zijn stromannen in Kabul behoort zeker tot hun lesplan.
Niet alleen onder de Pashtoens neemt de afkeer van de Amerikanen toe. Ook in het algemeen is daarvan sprake en wel vanwege de bondgenootschappen die de Amerikaanse militairen aangaan met lokale krijgsheren. De legertjes die zij erop na houden zijn namelijk nuttig in de strijd tegen al-Qaida. Dat deze vechtersbazen tegelijkertijd lastige dwarsliggers zijn bij het opbouwen van democratie en een nationaal bestuur in Afghanistan is kennelijk van minder belang. Interim-president Karzai heeft de grootste moeite zijn gezag vanuit Kabul verder uit te breiden, juist omdat deze krijgsheren vasthouden aan hun eigen koninkrijkjes. En van democratische besluitvorming willen ze al helemaal niets weten: enkel de taal van de wapens telt voor hen. Door van hun diensten gebruik te maken, hen zelfs te bewapenen, werken de Amerikanen in feite de opbouw van een stabiel en vreedzaam Afghanistan tegen.
Het groeiende anti-Amerikanisme als gevolg van vergissingen of bijkomende schade bij aanvalsacties, of vanwege verkeerde vriendjes op de grond, maakt van de hooiberg Afghanistan ook een wespennest. Op de vraag wie er straks na Operatie Anaconda aan het langste eind zal trekken -al-Qaida/Taliban of de VS- is zomaar nog geen antwoord te geven. En: Wanneer is straks? Worden zoektochten in een hooiberg wel eens succesvol afgerond? Of stoppen die noodgedwongen een keer?
Nu de Britten deze maand zich voor een flink deel uit Afghanistan terugtrekken -ruim 4000 man, waaronder 1700 mariniers, wordt teruggebracht tot 1800- staan de Amerikanen -in totaal zo’n 7000 man-er zo goed als alleen voor.
Verwacht wordt dat die hun zoektocht verder zullen concentreren op het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan, waar nu al zo’n 1000 leden van de Special Forces en honderden Britse mariniers (nog) zoeken naar wapens en terroristen. Wapentuig wordt af en toe gevonden, terroristen al geruime tijd niet meer. Toch blijft hun aanwezigheid daar nuttig, zeggen Amerikaanse commandanten, omdat het voorkomt dat Taliban- en al-Qaida-leden vanuit Pakistan terugkeren naar Afghanistan. Geen overbodigheid, want het grensgebied staat, zoals gezegd, bol van al-Qaida-sympathieën. Het is ook een van de gevaarlijkste oorden ter wereld, waar wetteloosheid de enige norm is, en wapens, drugs en gestolen goederen als broodjes worden verhandeld. Pakistan heeft over de talloze stammen en etnische groepen die er wonen niets te vertellen. Toch zijn er volgens de Pakistaanse krant Dawn zo’n 70.000 Pakistaanse militairen actief met het uitkammen van de dorpen, op zoek naar al-Qaida- en Taliban-strijders. Volgens de krant zou het leger al 300 vermeende terroristen die Afghanistan waren ontvlucht, hebben overgeleverd aan de Amerikanen. Meer dan 1000 Pakistaanse verdachten zouden zijn opgepakt.
Pakistan zou bij deze operatie worden geholpen door zeventien leden van een Amerikaanse speciale eenheid, die op en top undercover te werk gaan. Zo spreken de mannen vloeiend Pashtoen, Dari en enkele andere lokale talen.
Ze kunnen het dus wel, die Amerikanen: zich aanpassen aan de plaatselijke taal en cultuur. Jammer dat ze in Afghanistan zelf nog te veel vast zitten aan een hardnekkige oude gewoonte die hen op zo veel plekken in de wereld, en ook al eerder in Afghanistan, duur is komen te staan: om kortetermijndoelen te bereiken aanpappen met ’foute’ jongens. Om terroristen te vangen steun je woeste krijgsheren en op macht beluste Tadzjieken.
Terwijl Amerikaanse soldaten de grens bewaken om de terugkeer van Taliban- en al-Qaida-strijders tegen te houden, wordt de Afghaanse grond klaargemaakt als voedingsbodem voor radicale moslimsympathieën.