Nota Gezinsbeleid mooi symbool
Elk ouderpaar krijgt in de toekomst bij de geboorte van het eerste kind een opvoedcursus aangeboden, kondigde staatssecretaris Ross van Welzijn onlangs aan. Wim Dekker en Erik Arendsen vinden dat deze nota op een aantal punten winst oplevert.
Tien jaar na het verschijnen van de vorige nota Gezinsbeleid schetst staatssecretaris Ross de contouren van een vernieuwd gezinsbeleid. De nota die vorige week door het kabinet werd aangenomen, betekent een forse uitbreiding van het huidige overheidsbeleid.Dat maakt het ook meteen spannend. Een regering die zich beweegt op het gebied van de opvoeding, betreedt het privédomein. En dat niet alleen, het is ook een terrein dat vol is van moraal. Vooral in christelijke kring is men op dit punt algauw op z’n hoede. De ervaringen met overheidsbemoeienis op het terrein van de opvoeding in socialistische landen en de druk van linkse bewegingen in de jaren ’60 hebben ons terecht beducht gemaakt.
Toch vinden wij dat deze nota op een aantal punten winst oplevert. Vooral omdat de vinger gelegd wordt bij de moeizame verhouding tussen opvoeding en samenleving. Nadrukkelijk wordt in de nota vermeld dat de economische druk op gezinnen (anderhalfverdieners), echtscheiding, bemoeienis van instituties met opvoeding (school, crèche) en de maatschappelijke individualistische moraal ondermijnend werken op het zelfvertrouwen van de opvoeders en soms zelfs hun competentie aantast. Er heerst in Nederland veel opvoedingsonzekerheid.
Verantwoordelijkheid
Ross stelt onder meer voor ouders bij hun eerste kind een opvoedingscursus aan te bieden. Dit lijkt opmerkelijk en verspilling van geld. Vooral als in dezelfde nota geconstateerd wordt dat 95 procent van de ouders tevreden is over de eigen opvoeding en zich competent voelt. Is er dan wel behoefte aan? Is dit geen geldverspilling?
Niettemin denken wij dat deze cursussen het overwegen waard zijn. De opvoedingsonzekerheid lijkt ons groter te zijn dan de genoemde 95 procent doet vermoeden. Bovendien kan het bijdragen aan het verantwoordelijkheidsbesef dat bij ouderschap hoort. De eenzijdige nadruk op verzorging en gezondheid rondom de zwangerschap (consultatiebureau en verloskundige) gaat voorbij aan de pedagogische en maatschappelijke verantwoordelijkheid van (toekomstige) ouders. Ouders die aan scholing op dit gebied behoefte hebben, zullen hier veel aan kunnen hebben.
Hier liggen ook kansen voor kerken en het christelijk onderwijs en voor christelijke hulpverleningsorganisaties om een aanbod te ontwikkelen. Gezien de vloed aan publicaties op dit gebied is er zonder meer behoefte aan.
Drang en dwang
Spannender wordt de nota als de staatssecretaris aangeeft eerder over te willen gaan tot „dwang en drang.” Daar waar de opvoedingssituatie schadelijk of bedreigend is voor de ontwikkeling van het kind, moet eerder ingegrepen worden. Niet dat wij hier bezwaren tegen hebben, maar complex is het wel.
Beiden zijn wij betrokken bij de programma’s gezinsbehandeling en drang en dwang in de hulpverlening. Gedwongen hulpverlening is meestal niet de meest effectieve hulpverlening. Het gevaar bestaat dat ouders nog meer achterover gaan leunen: overheid, gezinscoach, doet u het maar, wij kunnen het niet. Dit wordt nog versterkt door de etiketterende werking van dit soort maatregelen: u bent een mislukte ouder en hebt een coach nodig.
Maar goed, deze bezwaren zijn ten dele nog te overkomen. Hulpverleners wordt geschoold om dit gedrag tegen te gaan, onwillige ouders te motiveren en met hen een goede relatie op te bouwen. En opvoedingsondersteuning werkt in veel gevallen wel. Ook als het gedwongen is of met nadrukkelijke drang aangeboden.
Koudwatervrees
Vraag is vooral wanneer de overheid zich zo vergaand met de private levenssfeer van burgers mag bemoeien en dit ook nog eens geloofwaardig kan doen. Dan moet een samenleving eerst wel duidelijkheid hebben over wat goede opvoeding is en moet de overheid op dat punt geloofwaardig zijn.
En juist hierin staat Den Haag niet sterk. Het overheidsbeleid staat nog steeds te veel in het teken van individualisme en het bevorderen van de consumptiedrift. Vertegenwoordigers van de overheid in regering en Kamer lijken eerder pleitbezorgers van dit hedonistisch individualisme te zijn. De koudwatervrees voor moralisme is nog steeds groot. Dat werd ook duidelijk in de Haagse reacties op een Amsterdams onderzoek naar seksueel gedrag van tieners waaruit bleek dat kinderen van 13 tot 16 jaar seksuele handelingen verrichten in ruil voor taxiritjes, traktaties enzovoort.
In extreme situaties werken dwang en drang wel. Geweld en verwaarlozing kunnen inderdaad niet. Maar zolang het morele pluralisme in onze samenleving zo groot is als nu en deze door de overheid ook heilig verklaard wordt, zal opvoedingsondersteuning onder drang toch moeizaam blijven.
Lange weg
Toch vinden wij deze nota als symbool voor het huidige maatschappelijke debat mooi. Het laat zien dat het besef dat het in de opvoeding onder meer ook gaat om morele vorming doordringt tot in Den Haag toe. En dat ouderschap belangrijk is en dat je dat er niet zomaar even bij doet. Moraal mag weer. In het beleid, in de hulpverlening en in het debat. Maar er valt nog een lange weg te gaan.
De auteurs zijn beiden als docent sociologie verbonden aan de opleiding voor maatschappelijk werk en dienstverlening van de Christelijke Hogeschool Ede.