Bejaardenopstand
Simon Soesan schrijft naar aanleiding van de verkiezingen in Israël twee keer per week op deze pagina over zijn ervaringen rond de verkiezingsstrijd. Vandaag aflevering 9.
„Dus de president wil zo snel mogelijk beslissen wie de regering moet formeren. Ik ben benieuwd hoeveel tijd hij daar nog voor nodig heeft”, zei Bassam hoofdschuddend terwijl hij de auto door het verkeer manoeuvreerde. Ik knikte. Bijna een week na de verkiezingen bleek het nog steeds niet duidelijk te zijn wat voor regering we zouden krijgen.We waren voor een zakelijke afspraak in Tivon, een pittoresk plaatsje in de buurt van Haifa. In het centrum van het stadje zochten we een parkeerplaats toen Bassam plotseling een plekje zag en de wagen daar behendig in parkeerde.
We stapten uit. Net toen we wilden weglopen, hoorden we iemand luid „slicha” (pardon) zeggen. We draaiden ons om en zagen een oude man die ons kwaad aankeek. „Dit is mijn plekje!” zei de man boos.
We keken om ons heen. „Waar is uw auto dan?” vroeg Bassam.
„Dat gaat u niets aan, ik verzoek u mijn parkeerplaats vrij te maken en ergens anders te parkeren”, zei de man.
We keken elkaar verbaasd aan. „Maar waar is uw auto?” vroeg ik nu ook.
De man werd rood en draaide zich om. „Jongens, kom eens helpen!” riep hij en tot onze verbazing zagen we even later een aantal hoogbejaarden op ons afkomen. Het was een merkwaardig gezicht. Sommigen waren behoorlijk kwiek, anderen liepen met een stok, enkelen met een rollator en één zat zelfs in een rolstoel.
„Hebben jullie geen manieren?” riep er een. „Wat een schande!” riep een ander.
Ik keek Bassam vol ongeloof aan. „Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?” vroeg ik mijn vriend. Deze glimlachte en gebaarde me dat hij het allemaal wel amusant vond.
„Als u uw auto hier wilt parkeren dan maken we uiteraard graag plaats”, zei Bassam, „maar vertel me dan alleen waar uw auto staat.”
De oude man, nu versterkt door zijn leeftijdsgenoten, brieste: „Wat heeft dat er nou mee te maken? Maak die plaats vrij en ik garandeer je dat mijn auto er dan wel komt.”
„Ik zou maar eens luisteren, jochie!” zei een op een rollator steunende kleine vrouw tegen mijn vriend -een reus van 130 kilo-, naar hem omhoogkijkend. We probeerden allebei niet te lachen.
Op dat moment kwam er een politieagent aangelopen. „Kijk”, zei Bassam, „daar heb je het voltallige politiekorps van Tivon.”
„Wat is hier aan de hand?” vroeg de agent autoritair.
„Hij heeft mijn parkeerplaats ingepikt!” begon de oude man.
Nu gingen zijn vrienden zich er ook mee bemoeien. „Die twee snotneuzen hebben geen respect voor ouderen!” riep er een. „Schande!” riepen anderen.
De agent keek naar Bassam, die vrolijk naar hem knipoogde. „Vraag hem eens waar zijn auto is”, zei Bassam olijk tegen hem.
De agent dacht even na, keek in het rond en vroeg de man vervolgens waar zijn auto was. „Hoezo? Wat heeft dat er nou mee te maken?” reageerde de oude man.
„Waar is uw auto?” herhaalde de agent zijn vraag. Het werd stil. „Die komt binnenkort”, zei de man nu aarzelend. „Binnenkort, is dat vandaag?” vroeg Bassam, die nog vrolijker werd en nu naar mij knipoogde.
„Zorg jij nu maar dat je auto weghaalt, anders ben je nog niet jarig!” riep het mannetje in de rolstoel dreigend.
De agent keek de kring rond. „Kan iemand mij misschien uitleggen wat hier aan de hand is?” vroeg hij geïrriteerd.
„Ik heb mijn auto altijd hier geparkeerd”, zei het mannetje opeens. „Alleen, door de slechte tijden die we dankzij Netanyahu hebben gehad, moest ik hem verkopen. Nu onze Bejaardenpartij zeven zetels gewonnen heeft, wordt het voor ons allemaal weer beter. Daarom ga ik die auto terugkopen en wil ik vast mijn parkeerplekje vrijhouden.”
De agent, Bassam en ik keken elkaar aan. „Nou snap ik het”, zei Bassam en hij stapte in de auto. Ik nam afscheid van de agent, knikte naar de groep en stapte in. Handig reed Bassam de parkeerplaats uit.
„Jij liet je snel overtuigen!” zei ik. „Ach”, zei mijn vriend, „als die mensen nu al weten dat er betere tijden aankomen, wie ben ik dan om dat te ontkennen?” Hij zag een andere parkeerplaats, keek om zich heen en parkeerde vlot in. „Zij kunnen het weten”, zei hij. „Me dunkt dat ze in ieder geval oud genoeg zijn…”
Simon Soesan woont 33 jaar in Israël en heeft onlangs zijn boek ”Pita met hagelslag” gepubliceerd, over de sfeer van het dagelijks leven in Israël.